Naar inhoud springen

Pagina:Caesar, Gallische oorlog (vert. Doesburg, 1894).pdf/34

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

nen luttel jaren alle Galliërs uit hun land worden verdreven en alle Germanen over den Rijn gaan, want Gallische grond kon met Germaanschen grond, noch Gallische met Germaansche levenswijze worden vergeleken. Ariovistus nu voerde sedert de groote overwinning op de Gallische hoofdmacht bij Admagetobriga een overmoedig en wreed bestuur, hij eischte de kinderen der voornaamsten als gijzelaars en legde hun alle mogelijke straffen en kwellingen op, wanneer iets niet op zijn wenk en naar zijn wil geschiedde. Hij was een ruw, driftig en hartstochtelijk man; men kon zijn heerschappij niet langer dragen. Vond men bij Caesar en de Romeinen geen hulp, dan waren alle Galliërs wel gedwongen het voorbeeld der Helvetiërs te volgen, namelijk hun vaderland te verlaten, een andere woonplaats, een ander land, ver van de Germanen, te zoeken en hun geluk te beproeven, hoe 't ook mocht afloopen. Vernam Ariovistus iets van deze mededeelingen, hij zou zonder twijfel aan alle gijzelaars, die in zijn handen waren, de gruwelijkste doodstraf laten voltrekken. Caesar kon hem door zijn persoonlijk aanzien, door zijn leger, door zijn pas behaalde overwinning, of door den naam van het Romeinsche volk afschrikken, om nog meer Germanen over den Rijn te voeren; hij alleen kon gansch Gallië tegen de gewelddadigheden van Ariovistus beschermen".

32. Na deze rede van Diviciacus baden alle aanwezigen met luid gejammer Caesar om hulp. Caesar bemerkte, dat de Sequaners alleen zich niet gedroegen als de overigen, maar treurig met neerhangend hoofd naar den grond staarden. Verwonderd vroeg hij hen naar de oorzaak van deze hun houding. De Sequaners antwoordden niets en volhardden in hun stomme droefheid. Toen hij na herhaalde vragen geen woord uit hen kon krijgen, nam Diviciacus de Haeduër wederom het woord: "Het lot der Sequaners was