Naar inhoud springen

Pagina:Caesar, Gallische oorlog (vert. Doesburg, 1894).pdf/40

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hen zoo bevreesd maakte, maar de moeilijke bergpassen en de uitgestrekte wouden, die tusschen ons en Ariovistus lagen, of, dat zij vreesden, dat men de levensmiddelen niet gemakkelijk zou kunnen aanvoeren. Eenigen meldden zelfs aan Caesar, dat de soldaten uit vrees het bevel om op te breken en uit te rukken niet zouden gehoorzamen en niet zouden marcheeren.

40. Toen Caesar dit had vernomen, riep hij een krijgsraad bijeen, waartoe hij ook de centurionen van het geheele leger uitnoodigde, en deed hun heftige verwijten; vooreerst, dat zij zich geroepen achtten te onderzoeken, of te overwegen, in welke richting en met welk doel men hen liet marcheeren.,Ariovistus had onder zijn consulaat met den hoogsten ijver gestreefd naar de vriendschap der Romeinen; waarom moest men dan aannemen, dat hij zoo zonder grond zijn plicht zou vergeten? Hij voor zich was overtuigd, dat Ariovistus, wanneer hij zijn eischen had vernomen en de billijkheid zijner voorstellen ingezien. Caesars gunst en die van het Romeinsche volk niet zou willen verspelen. Wanneer echter Ariovistus in woede en verblinding den oorlog begon, wat hadden zij dan te vreezen, of waarom zouden zij geen vertrouwen hebben in hun dapperheid of zijn. Caesar's, bedachtzaamheid? Men had zich reeds ten tijde van onze vaderen met dezen vijand gemeten, toen Gajus Marius de Kimbren en Teutonen geslagen en daarbij het leger niet minder roem verworven had, dan de veldheer zelf[1]. Ook onlangs had men zich met dezen vijand in Italië gemeten, bij den opstand der slaven[2], waar hem toch eenigermate de ervaring en de krijgstucht, die hij van ons had

  1. 102 v. Chr. de Teutonen bij Aquae Sextiae (Aix); 101 de Kimbren bij Vercellae.
  2. 72-71. Zij werden door Crassus verslagen bij de Silarus.