of van wiens hebzucht het door een onloochenbare daad overtuigd was. Zijn onbaatzuchtigheid was door zijn gansche leven, zijn wapengeluk door den oorlog met de Helvetiërs voldoende bewezen. Hij zou derhalve terstond doen, wat hij eerst voornemens was geweest nog eenige dagen uit te stellen, en reeds in den volgenden nacht met de vierde nachtwake opbreken, om zoo spoedig mogelijk te weten, of eergevoel en plicht, dan of angst bij hen overwoog. Volgde hem ook niemand anders, dan zou hij met het tiende legioen alleen afmarcheeren; van dit legioen was hij zeker en het zou hem tot lijfwacht zijn. " Dit legioen had Caesar altijd bijzonder begunstigd en hij stelde er wegens zijn dapperheid het grootste vertrouwen op.
41. Door deze rede kwam er een wonderbare ommekeer in de algemeene stemming, en ontstond er de grootste opgewektheid en strijdlust. Het eerst liet het tiende legioen door zijn krijgstribunen Caesar dank weten voor het uitgesproken allergunstigst oordeel, met de verzekering, dat het tot den kamp zeer bereid was. Vervolgens droegen ook de overige legioenen hun krijgstribunen en oppercenturio's op, hen bij Caesar te rechtvaardigen. Zij hadden nooit geaarzeld, noch vrees gekoesterd, zij hadden er nooit aan gedacht, dat aan hen de beslissing stond over de leiding van den krijg; die was integendeel bij den veldheer. Caesar nam hun verontschuldiging aan, en nadat hij door Diviciacus, dien hij van alle Galliërs het meest vertrouwde, zulk een weg had laten opsporen, dat hij het leger, zij 't met een omweg van meer dan 50 mijlen, door open terrein kon voeren, brak hij, zooals hij had aangekondigd, met de vierde nachtwake op. Na zeven dagen onafgebroken gemarcheerd te hebben, vernam hij van zijn kondschappers, dat Ariovistus met zijn leger 24 mijlen van het onze stond.
42. Onderricht van Caesar's nadering zond Ariovistus