gezanten tot hem: Het vroeger begeerde onderhoud kon nu, daar Caesar dichter bij hem gekomen was, en hij. Ariovistus, er geen gevaar in zag, wat hem betrof, plaats vinden. Caesar wees dit aanbod niet van de hand, en dacht, dat Ariovistus reeds tot bezinning kwam, daar hij thans uit eigen beweging aanbood wat hij vroeger, toen Caesar het verzocht, had afgeslagen; hij kreeg zelfs groote hoop, dat Ariovistus wegens de groote verplichtingen, die hij aan hem en aan het Romeinsche volk had, zoodra hij zijn eischen had vernomen, zijn hardnekkigheid zou laten varen. De vijfde dag daarna werd voor het onderhoud vastgesteld. In dien tusschentijd gingen meermalen gezanten tusschen beiden heen en weer. Ariovistus verlangde, dat Caesar geen voetvolk bij het mondgesprek zou meebrengen: hij vreesde door Caesar arglistig te worden overvallen; beiden zouden slechts ruiters bij zich hebben; anders zou hij niet komen. Caesar wilde door geen voorwendsel het onderhoud verijdeld zien, maar hij durfde zijn persoon ook niet aan Gallische ruiters toevertrouwen. Hij hield het daarom het meest geraden al de Gallische ruiters te laten afzitten en de legioensoldaten van het tiende legioen, waarin hij het grootste vertrouwen stelde, hùn paarden te doen berijden, om aldus in geval van nood de trouwste bedekking te hebben. Bij deze gelegenheid zei een soldaat van het tiende legioen niet onaardig: "Caesar doet meer dan hij beloofd heeft; hij heeft beloofd het legioen tot zijn lijfwacht te zullen maken, thans verheft hij het zelfs in den ridderstand."
43. Er was een groote vlakte, waarop zich een tamelijk groote aardheuvel verhief, ongeveer even ver van de legerplaats van Ariovistus, als van die van Caesar. Hier kwamen zij, overeenkomstig de afspraak, tot een mondgesprek bijeen. Caesar liet zijn legioen, dat hij te paard