Naar inhoud springen

Pagina:Caesar, Gallische oorlog (vert. Doesburg, 1894).pdf/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met zich had gevoerd, 200 schreden van den heuvel halt maken; op gelijken afstand bleven ook de ruiters van Ariovistus staan. Ariovistus verlangde, dat het onderhoud te paard geschiedde, en dat ieder tien man daartoe zou meebrengen. Toen men eindelijk samengekomen was, vermeldde Caesar in het begin zijner rede de bewijzen van welwillendheid, door hem en den senaat aan Ariovistus gegeven de senaat had hem als koning en vriend erkend, had hem rijke geschenken gezonden. Dat was slechts weinigen te beurt gevallen en in den regel als belooning voor gewichtige diensten; Ariovistus had eigenlijk geen aanspraak, noch eenig gegrond recht op dergelijke eer; slechts aan de welwillendheid en vrijgevigheid van Caesar en den senaat had hij die onderscheidingen te danken. Ook zette Caesar uiteen, hoe oud en hoe rechtmatig Rome's verbinding met de Haeduërs was, hoe dikwijls en hoe eervol senaatsbesluiten te hunnen opzichte waren genomen, hoe de Haeduërs, zelfs nog voor zij Rome's vriendschap zochten, te allen tijde de hegemonie over geheel Gallië hadden gehad. Rome placht zijn vrienden en bondgenooten niet slechts in het bezit van het verworvene te handhaven, maar ook hun invloed, hun aanzien, hun eer te vergrooten. Wie zou kunnen dulden, dat hun datgene werd ontnomen, wat zij reeds vóór hun vriendschap met Rome hadden bezeten? Hij herhaalde daarop de eischen, die hij zijn gezanten als opdracht had meegegeven, nl. Ariovistus zou geen vijandelijkheden plegen tegen de Haeduërs of hun bondgenooten, de gijzelaars terug geven en, kon hij niet een deel van zijn Germanen naar huis zenden, dan toch er niet meer over den Rijn laten komen.

44. Ariovistus beantwoordde Caesar's eischen slechts kort, des te meer pochte hij op zijn eigen verdiensten. "Hij was niet uit eigen beweging over den Rijn gekomen,