maar op verzoek en op den roep der Galliers; niet zonder schitterende uitzichten en groote te verwachten voordeelen had hij zijn land en zijn familie verlaten; zijn bezittingen in Gallië hadden hem de Galliërs zelf afgestaan, gijzelaars hem vrijwillig gegeven; de schatting ontving hij volgens het oorlogsrecht, dat de overwinnaars over de overwonnenen plegen uit te oefenen. Niet hij had den Galliërs, maar de Galliërs hadden hem den krijg aangedaan; alle Gallische stammen waren gekomen om hem aan te grijpen en hadden in het veld tegenover hem gestaan; deze vereenigde macht had hij in één veldslag volkomen verslagen. Wilden zij het nog eenmaal beproeven, hij was ten tweeden male tot den strijd bereid; wilden zij vrede hebben, dan was het onbillijk hem de schatting te weigeren, die zij tot dusver vrijwillig hadden betaald. De vriendschap met de Romeinen moest hem roem en bescherming verschaffen, geen nadeel brengen; slechts in die verwachting had hij haar nagestreefd. Zou hij door de Romeinen zijn schatting verliezen en zijn onderdanen hem worden onttrokken, dan zou hij even gaarne hun vriendschap laten varen, als hij die vroeger had gezocht. Dat hij een massa Germanen naar Gallië over den Rijn voerde, dat deed hij tot zijn eigen veiligheid, niet uit vijandige bedoelingen tegen de Galliërs; een bewijs daarvan was, dat hij niet dan op hun verzoek was gekomen en geen aanvallenden, maar eenvoudig een verdedigingsoorlog gevoerd had. Hij was eerder in Gallië gekomen dan de Romeinen, en tot nu toe had nog nooit een Romeinsch leger de grenzen der provincie Gallië overschreden. Wat wilde Caesar dan, waarom rukte hij Ariovistus' bezittingen binnen? Dit Gallië was zijn provincie, zooals dat andere onze provincie. Zooals men ' t hem niet mocht veroorloven, een inval in ons gebied te doen, zoo was het van ons onbillijk, hem in zijn rechten te storen.
Pagina:Caesar, Gallische oorlog (vert. Doesburg, 1894).pdf/45
Uiterlijk