en zeer beschaafd jong man, — wiens vader van Gajus Valerius Flaccus het Romeinsche burgerrecht gekregen had, — deels uit vertrouwen in zijn persoon, deels wegens zijn bekendheid met de Gallische taal, die Ariovistus door langdurigen omgang vloeiend sprak, en omdat de Germanen geen reden hadden om zich aan hem te vergrijpen, benevens Marcus Metius, een gastvriend van Ariovistus, tot hem te zenden. Dezen hadden de opdracht, te hooren, wat Ariovistus zeide en dat aan hem over te brengen. Nauwelijks had Ariovistus hen bij zich in de legerplaats gezien, of hij schreeuwde hun in tegenwoordigheid van zijn soldaten toe, waarom zij hier kwamen? Was het om te spioneeren? En toen zij trachtten te spreken, liet hij hen zelfs niet aan 't woord komen en in boeien slaan.
48. Denzelfden dag brak Ariovistus op en legerde zich zes mijlen van Caesar's legerplaats aan den voet van een berg. Den volgenden dag trok hij met zijn troepen voorbij Caesar's legerplaats en sloeg zijn tenten twee mijlen voorbij diens stelling op, met de bedoeling, om Caesar den koorntoevoer uit het land der Sequaners en Haeduërs af te snijden. Sedert rukte Caesar vijf achtereenvolgende dagen uit en stelde zijn troepen vóór de legerplaats in slagorde, om Ariovistus gelegenheid te geven, als hij wilde, slag te leveren. Ariovistus hield al die dagen zijn leger in de legerplaats terug en liet dagelijks slechts de ruiterij zich met ons meten. De aard van het gevecht, waarin de Germanen veel bedrevenheid hadden, was aldus: Er waren zes duizend ruiters en even zooveel bijzonder behendige en dappere voetsoldaten, waarvan ieder ruiter er één uit de gansche massa der strijders tot zijn bijstand had uitgezocht. Deze voetsoldaten gingen met hen in het gevecht; de ruiters retireerden naar de voetsoldaten; kwam het tot een harden kamp, dan stormden de ruiters zelf er op los;