vond. Op het gegeven teeken stormden de onzen zóó onstuimig op de vijanden in en stortten zich ook de vijanden zóó plotseling en snel op ons, dat er geen tijd bleef, om de werpspiesen naar den vijand te slingeren. Men wierp ze dus weg en vocht man tegen man met het zwaard. Doch de Germanen sloten naar hun gewoonte snel hun slagorde en hielden den zwaardaanval uit. Velen van onze soldaten sprongen op die gesloten slagorden toe, rukten de schilden met de handen neder en verwondden de vijanden over de schilden heen. Terwijl de vijandelijke linkervleugel werd verslagen en op de vlucht gedreven, bracht de rechtervleugel door de overmacht onze slagorde zeer in 't nauw. Dit bemerkte de jonge Publius Crassus, de aanvoerder der ruiterij, omdat hij minder werd beziggehouden, dan zij, die aan het gevecht deelnamen. Hij zond nu de derde slaglinie tot ondersteuning van onze in nood geraakte soldaten.
53. Zoo werd de strijd hersteld en de vlucht der vijanden algemeen, die zij voortzetten, tot zij aan den Rijn waren gekomen, ongeveer 50 mijlen van het slagveld. Daar zochten enkelen, op hun krachten vertrouwende, de rivier over te zwemmen, of redden zich op booten, die zij daar toevallig aantroffen. Onder dezen bevond zich Ariovistus, die op een klein vaartuig, dat hij aan den oever vastgebonden vond, ontkwam; alle overigen werden door onze ruiterij ingehaald en neergehouwen. Ariovistus had twee vrouwen, eene Suebe, die hij uit Germanië meegebracht had, en eene uit Noricum, de zuster van koning Voccio, die hij in Gallië van haar broeder gekregen en gehuwd had. Beide vrouwen kwamen op deze vlucht om. Van zijn twee dochters werd de eene gedood en de andere gevangen. Gajus Valerius Procillus, die door zijn bewakers aan drie kettingen op de vlucht werd medegesleept, viel Caesar zelf bij de vervolging met de ruiterij in handen. En dit ver-