TWEEDE BOEK.
1. Terwijl Caesar, zooals gezegd, zich in Cisalpijnsch Gallië ophield, kwamen talrijke geruchten tot hem, en ook berichtte Labienus het hem schriftelijk, dat de gezamenlijke Belgen, die, naar wij vroeger hebben vermeld, het derde deel der Galliërs uitmaken, een verbond tegen Rome sloten en elkaar gijzelaars gaven. De beweeggronden daartoe waren vooreerst de vrees, dat na de onderwerping van geheel Gallië, ons leger tegen hen zou te velde trekken; vervolgens, dat zij door eenige Galliers werden opgeruid, die deels even ongaarne zagen, dat het Romeinsche leger in Gallië overwinterde en er zich nestelde, als zij de Germanen niet langer in hun land hadden willen dulden, deels uit lichtzinnigheid en onbestendigheid naar een verandering der verhoudingen streefden. Bij anderen weer deed zich de omstandigheid gelden, dat in Gallië de machtige mannen, die de middelen hadden om soldaten te werven, zich overal tot heeren des lands opwierpen, wat zij onder