Naar inhoud springen

Pagina:Conventies van Den Haag 1907 (Staatsblad 1910 no 73).pdf/47

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

indienen en in het algemeen alle bedingen, waaromtrent de Partijen zijn overeengekomen.

Indien de Partijen de benoeming van bijzitters noodig oordeelen, bepaalt het enquêteverdrag de wijze hunner aanwijzing en den omvang hunner bevoegdheden.

Artikel 11.

Indien het enquêteverdrag den zetel der Commissie niet heeft aangewezen, zetelt deze te 's Gravenhage.

De zetel eenmaal vastgesteld, kan door de Commissie slechts worden verplaatst met de toestemming der Partijen.

Indien het verdrag de te gebruiken talen niet heeft bepaald, wordt daaromtrent beslist door de Commissie.

Artikel 12.

De Commissien van enquête worden, behoudens beding van het tegendeel, samengesteld op de wijze bepaald bij de artikelen 45 en 57 van dit Verdrag.

Artikel 13.

In geval van overlijden, ontslag of verhindering, om welke reden ook, van een der Commissarissen, of c, q, van een der bijzitters, wordt in zijne vervanging voorzien op de wijze, vastgesteld voor zijne benoeming.

Artikel 14.

De Partijen hebben het recht bij de Commissie van enquête bijzondere agenten te benoemen met de opdracht Haar te vertegenwoordigen en als tusschenpersonen te dienen tusschen Haar en de Commissie.

Bovendien zijn Zij gerechtigd raadslieden of door Haar aangewezen advokaten te belasten met de uiteenzetting en verdediging harer belangen voor de Commissie.

Artikel 15.

Het Internationaal Bureau van het Permanente Hof van Arbitrage dient der Commissiën, die te 's Gravenhage zetelen, tot griffie en stelt zijne lokalen en zijne inrichting ter beschikking der verdragsluitende Mogendheden voor de werkzaamheden der Commissiën van enquête.