Naar inhoud springen

Pagina:Conventies van Den Haag 1907 (Staatsblad 1910 no 73).pdf/59

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Artikel 61.

Indien het compromis de te gebruiken talen niet heeft bepaald, wordt dienomtrent beslist door de Rechtbank.

Artikel 62.

De Partijen hebben het recht bij de Rechtbank bijzondere agenten te benoemen, met de opdracht als tusschenpersoon te dienen tusschen Haar en de Rechtbank.

Bovendien zijn Zij gemachtigd door Haar te dien einde benoemde raadslieden of advokaten te belasten met de verdediging Harer rechten en belangen voor de Rechtbank.

De Leden van het Permanente Hof mogen de werkzaamheden van agent, raadsman of advokaat niet uitoefenen, dan ten behoeve van de Mogendheid, die hen tot Leden van het Hof heeft benoemd.

Artikel 63.

De arbitrale rechtspleging bestaat in den regel uit twee onderscheiden deelen: de schriftelijke instructie en de debatten.

De schriftelijke instructie bestaat in de mededeeling door de wederzijdsche agenten aan de leden van de Rechtbank en aan de Tegenpartij van de memories, de contra-memories en zoo noodig van de replieken; de Partijen voegen daarbij alle stukken en bescheiden, waarop in het geding een beroep is gedaan. Deze mededeeling heeft plaats rechtstreeks of door tusschenkomst van het Internationale Bureau, in de volgorde en binnen de termijnen door het compromis vastgesteld.

De termijnen door het compromis bepaald kunnen door de Partijen bij wederzijdsch goedvinden of door de Rechtbank, wanneer deze zulks noodig oordeelt om tot eene juiste uitspraak te komen, worden verlengd.

De debatten bestaan in de mondelinge uiteenzetting der middelen van de Partijen voor de Rechtbank.

Artikel 64.

Elk stuk door eene der Partijen in het geding gebracht, moet in voor eensluidend verklaard afschrift aan de andere Partij worden medegedeeld.

Artikel 65.

Behoudens bijzondere omstandigheden, komt de Rechtbank eerst bijeen na het sluiten der instructie.