Deze pagina is proefgelezen
’t Is plichtvolvoering, ’t is volmaaktheid naar de Wet,
gerechtigheid gezocht in eigen deugd en daden,
verdienen van Gods gunst op zelfgekozen paden, —
wat dezen Jongling, aan de voeten opgevoed
van Rab Gamaliël, dus drijft! Geen dorst naar bloed
is eigen aan dat hart, dan waar in bloed te plasschen
hem nood werd als in ’t spoor dier oude Pinehassen, [1]
waarin ook hy voor God behaaglijk meent te gaan,
gelijk hy zonder blaam by menschen weet te staan.
Zoo streeft hy tegen ’t volk, dat Isrels Heer en Herder
zich eingende aangegord, en ach! van God al verder
verwijderd en verdwaald, naar dat hy in zijn woên
den God der vaderen meer waant een dienst te doen; [2]
het zij op Stephans dood met woeste blikken starend,
en van zijn moordenaars de kleederen bewarend
als in gemeenschap met den gruwel God ter eer!
’t Zij, opgetrokken straks Judéa op en neêr,
de lamm’ren, waar zijn haat er slechts een uit mag vinden,
verwondend, bindende, — hy zal ze eerlang verbinden!
gerechtigheid gezocht in eigen deugd en daden,
verdienen van Gods gunst op zelfgekozen paden, —
wat dezen Jongling, aan de voeten opgevoed
van Rab Gamaliël, dus drijft! Geen dorst naar bloed
is eigen aan dat hart, dan waar in bloed te plasschen
hem nood werd als in ’t spoor dier oude Pinehassen, [1]
waarin ook hy voor God behaaglijk meent te gaan,
gelijk hy zonder blaam by menschen weet te staan.
Zoo streeft hy tegen ’t volk, dat Isrels Heer en Herder
zich eingende aangegord, en ach! van God al verder
verwijderd en verdwaald, naar dat hy in zijn woên
den God der vaderen meer waant een dienst te doen; [2]
het zij op Stephans dood met woeste blikken starend,
en van zijn moordenaars de kleederen bewarend
als in gemeenschap met den gruwel God ter eer!
’t Zij, opgetrokken straks Judéa op en neêr,
de lamm’ren, waar zijn haat er slechts een uit mag vinden,
verwondend, bindende, — hy zal ze eerlang verbinden!
Zoo, doodslag snuivende en vervolging, streeft hy voort,
en Syrië ingestormd, bereikt Damascus poort
weldra! ook dáár by macht de aloude Synagogen
te ziften, en geen plant van Christus te gedogen,
waar hy den voetzool zet. — Gy zaagt van op den troon
dien Saül! Gy stondt op, o Davids Heer en Zoon!
en — donders ratelden, om d’ overste Uwer haatren
te treffen? Neen! een stem als ’t ruischen veler waatren
daalde uit uw hemel neêr: „ Waarom vervolgt gy My?…”
De ontembre wetzeloot legt af zijn razernij!
„Wat wilt Gy dat ik doe, o Heer!” is aan Uw voeten
zijn antwoord, Hy gelooft. Gods heiligen begroeten
het nieuwe voorwerp van Uw zegepraal, o Held,
verwinnaar door Uw dood, Uw lijden, geen geweld!
Zoo rijd voorspoedig op Uw waarheidswoord! Uw schichten,
o Koning! raken ’t hart der vijanden , u die zwichten [3]
en loven! Saül leeft by ’t licht uit Nazareth.
Hy boog. Hy bidt. Hy kent voor kracht, voor heil, voor wet,
en Syrië ingestormd, bereikt Damascus poort
weldra! ook dáár by macht de aloude Synagogen
te ziften, en geen plant van Christus te gedogen,
waar hy den voetzool zet. — Gy zaagt van op den troon
dien Saül! Gy stondt op, o Davids Heer en Zoon!
en — donders ratelden, om d’ overste Uwer haatren
te treffen? Neen! een stem als ’t ruischen veler waatren
daalde uit uw hemel neêr: „ Waarom vervolgt gy My?…”
De ontembre wetzeloot legt af zijn razernij!
„Wat wilt Gy dat ik doe, o Heer!” is aan Uw voeten
zijn antwoord, Hy gelooft. Gods heiligen begroeten
het nieuwe voorwerp van Uw zegepraal, o Held,
verwinnaar door Uw dood, Uw lijden, geen geweld!
Zoo rijd voorspoedig op Uw waarheidswoord! Uw schichten,
o Koning! raken ’t hart der vijanden , u die zwichten [3]
en loven! Saül leeft by ’t licht uit Nazareth.
Hy boog. Hy bidt. Hy kent voor kracht, voor heil, voor wet,