Pagina:De Levende Natuur - vol. 001 (1896).pdf/10

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
2
DE LEVENDE NATUUR

Een ander droogt planten en heeft reeds aan het einde van den eersten zomer eene aardige verzameling bijeen. Hij legt die in eene kast, hij is verheugd, hij heeft wat moois.—Later zal hij zij ne schatten nog eens bezien. Maar ach, daar zijn ze beschimmeld, het mooi is er af! Alweer heeft de natuur een pas verworven vriend ontmoedigd. Zoo zijn er nog honderd andere voorbeelden. Hier krijgt de kanarievogel eene slepende kwaal, daar sterven de goudvisschen, elders willen de kamerplanten niet voort.

Inderdaad de kunst om onze preutsche vriendin een beetje de baas te worden, moet geleerd worden. Dit loont wel de moeite, want zij kan ook heel innig en vertrouwelijk zijn!

De redactie, waarde lezer, wil zich beijveren om de levende natuur tot eene bron van algemeen genoegen te maken. De tijden schijnen haar streven niet ongunstig. Reeds zijn er dieren- en plantentuinen, bloemmarkten en een steeds vermeerderend aantal bloemenwinkels. Ook trekken bosch en hei, rivier en zee des zomers gedurig meer bezoekers, waaronder vele stellig niet ongevoelig zijn voor de schoonheden der levende natuur. En het moet erkend worden, dat meer dan één genootschap met vrucht zich sinds jaren op de beoefening der dier- of plantkunde toelegt. Dan zijn daar nog fraai aangelegde buitenplaatsen, kleine stadstuintjes, bloemenplanken voor de ramen van misdeelde stedelingen, die op bovenkamers wonen,—Azor, Minet en de kanarievogel als huisgenooten, de goudvischkom, de meikeversport onzer jongens ...

Lach niet om den laatsten term dezer afdalende reeks. Juist het schijnbaar nietige zouden wij zoo gaarne tot iets belangrijks verheffen, overtuigd, dat dit de manier is, om natuurgenot meer tot het eigendom des volks te maken. Het groote is in het kleine en het edele kan zich ontwikkelen uit het ruwe. Menige jongen, die thans met zijn meikever niet anders weet te doen, dan een wreed spelletje met hem spelen, laat zich er gaarne toe brengen, hem een poos het leven te laten en in zijn doen gade te slaan; menige held van den hengel is tot een liefhebber van 't aquarium te maken, menig verstoorder van nestjes is er toe te bewegen, een broedend vogelpaar geregeld waar te nemen. De zeer oppervlakkige en misplaatste belangstelling heeft slechts leiding noodig.

Wij richten ons tot allen, die vermoeden, dat kennismaking met de dieren- en plantenwereld genoegen belooft, en willen trachten, hun ontmoediging te besparen en hen zooveel mogelijk voort te helpen. Wij zullen beproeven iets te zijn voor de huismoeders die haar vogeltje en hare kamerplanten willen verzorgen, en voor de knapen, die voor hun zakgeld wat natuurgenot willen koopen; voor den houder van een tuintje en voor den wandelaar door bosch en veld; voor den vriend der natuur, die hoofdzakelijk voor zijn eigen pleizier er flesschen en bakken op nahoudt, en voor den vader of onderwijzer, die wil weten, hoe hij zijn jongens genoegen kan doen. Onze stof is rijk! Wij willen de faits et gestes der spin in haar web gadeslaan, en de levenswijze—ja, lezer, de levenswijze!—der veldbloem nagaan. Wij willen de vogels bespieden in het kreupelhout en de najaarskleuren van het bosch op het paneel trachten te brengen. Wij willen het hebben over de manier om de natuur waar te nemen, de voorwerpen uit te teekenen, en te bewaren. Kortom, de huiskamer en de school, zoo goed als beemd, bosch, zeestrand en heide, het is alles ons arbeidsveld.

Het kan niet van ons verwacht worden, dat wij hier verder in bijzonderheden vermelden, wat wij al zoo ons voorstellen te doen. Gedeeltelijk volgt het uit het bovenstaande, gedeeltelijk kan de verdere inhoud dezer aflevering op deze vraag een antwoord geven. Laat ons hier alleen nog mogen zeggen, dat wij reeds aan de meest verschillende middelen gedacht hebben; dat -wij ons bereid verklaren, vragen door de lezers te doen, naar vermogen te beantwoorden; dat wij, ook met hulp van vakgeleerden, in staat hopen te zijn, van ons toegezonden voorwerpen den naam op te geven; dat wij adressen hopen te noemen, waar de noodige stoffen en gereedschappen te verkrijgen zijn.

Wij rekenen daarbij op den steun van meewerkers. Het ligt in onze bedoeling, onze kolommen open te stellen voor ieder liefhebber, die een aardig wandeltochtje, eene waarneming of iets dergelijks, met of zonder teekening, te onzer beschikking wil stellen. Wij achten van dergelijken steun zelfs het voortbestaan van ons blad afhankelijk, want niet de redactie, maar het publiek moet voor den nieuwen sport—als wij ons zoo mogen uitdrukken -gewonnen worden; eerst dan is de zaak gezond.

Toen wij zooeven optelden, voor wie wij iets hopen te zijn, hebben wij ééne klasse van menschen niet genoemd: de dier- en plantkundigen. Zij . zelf zullen dat billijken, dar zij wel weten, dat hunne belangen en die der liefhebbers uiteenloopen, buitendien kennen zij den weg, die tot bevrediging hunner behoeften leidt, of weten, waar en bij wien zij inlichtingen kunnen bekomen.- Wij hebben hun dan ook niets aan te bieden, maar wel te vragen: hun steun—en soms wellicht: hunne verschooning.

Hunne verschooning, indien wij ons somtijds genoodzaakt mochten zien, het materiëele doel aan het formeele ondergeschikt te maken, de dier- en plantkunde een weinig op te offeren aan de belangstelling voor dieren en planten. Ieder van hen, die wel eens voor het publiek gewerkt heeft, zal moeten erkennen, dat die keus soms gedaan moet worden.

Rechtstreeks zullen wij derhalve de wetenschap niet kunnen dienen. Zijdelings waarschijnlijk. Want dit staat vast: als de belangstelling van het publiek toeneemt, zal aan de vakgeleerden meer materiaal toevloeien,—zullen er meer jongelui hunne gelederen komen versterken, zullen hunne werken een ruimer debiet vinden, zullen hunne adviezen voor het publiek meer beteekenis krijgen, en zal de nervus rerum, waar het subsidiën aan geleerde genootschappen, het oprichten en onderhouden van levende en doode verzamelingen betreft, niet zoo menigmaal ontbreken, want in dit opzicht, men vergete het niet, is de wetenschap meer van het publiek en de regeering, dan van hare eigene priesters afhankelijk.


DE REDACTIE.