Pagina:De Levende Natuur - vol. 001 (1896).pdf/9

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

AFLEVERING 1.

MAART 1896.


REDACTIE:

E. HEIMANS, J. JASPERS JR. EN JAC. P. THIJSSE.

Adres van de Redactie:

J. JASPERS JR., AMSTERDAM, PLANTAGE-LIJNBAANSGRACHT.


UITGAVE VAN:

W. VERSLUYS

TE AMSTERDAM.


Prijs per jaar 3.60.



Waarde Lezers,

De levende natuur wordt nog niet bemind en gezocht, zooals zij dat verdient. Ieder, die bij ervaring weet, hoeveel genoegen en leering zij heeft aan te bieden, ook zelfs aan dengene, die slechts enkele uurtjes per week aan haar kan wijden, moet zich verwonderen, dat de natuursport zooweinig in trek is, terwijl het publiek toch ruime verscheidenheid van genoegens—men denke aan de piano, het postzegelalbum, de photographie en nog zooveel meer—op prijs schijnt te stellen.

Vraagt men, hoe het komt, dat de liefde zoo weinig algemeen is? Wel, vooreerst is de natuur te weinig lekend. Men weet niet, hoeveel er te vinden en te zien is en hoe nabij dat is—nabij, ook voor den stedeling, die doorgaans geneigd is, zich te beschouwen als een uit de schoone schepping verstootene. Hij leest eens van een valk en denkt dan aan een bedrijf der middeleeuwen, zonder meer. Maar in onze groote en dichtbevolkte steden wonen valken! E n uilen ook! En men kan er mooie vlinders en andere insecten vinden. Fraaie waterplanten in stadsgrachten! Plantjes met fijne bloempjes en keurige zaaddoosjes in menigte tusschen de straatsteenen!—Buiten is natuurlijk nog veel meer, honderden soorten van bloemdragende planten, duizende soorten van insecten bewonen ons land, een rijkdom van vogels en visschen, mossen, zwammen en wat niet al! Er is onder dat alles zooveel schoons, zooveel belangrijks.... Ja, waarlijk, als de levende natuur meer bekend was, zij zou om het genot, dat zij verschaft, om de leering, die zij aanbiedt, meer gezocht worden.

Ook, en dit is een tweede oorzaak van de mindere algemeenheid der belangstelling, de natuur is niet te allen tijde aanmoedigend voor hare vrienden. Zij is tamelijk preutsch, zij verbergt hare schoonheden, zij houdt er niet van, dat men al te dringend is. Dat schrikt menigeen, die misschien met veel goeden wil begonnen is, af, om door te zetten.

Daar vangt iemand eene mooie rups. Hij houdt wel niet van rupsen, maar deze is toch zoo mooi, dat hij haar in 't leven wil houden. Er zal vast eene mooie kapel uit komen. Hij geeft haar bladeren—die eet zij niet; andere bladeren—zij eet ze evenmin; nog eens andere—zij eet, hij heeft het gevonden! Het diertje groeit voorspoedig, hij ziet het met wellust dikker en vetter worden. Eindelijk gaat de mooie rups zich inspinnen. Nu nog enkele weekjes geduld, dan zal de prachtige vlinder komen! Maar ach, wat moet hij zien! In plaats van een vlinder verschijnt een onooglijke wesp, wier larf in de rups verborgen is geweest en haar inwendig verslonden heeft. Is dat nu aanmoedigend voor onzen vriend, die misschien op weg was om een liefhebber te worden?