Als liefde in haar tegendeel verkeert,
En overgaat in een bezonken ernst;
Tegen die tijd zal ik me aan wijsheid wijden,
In het besef van eigen kleine waarde;
Met eigen hand zal ik mezelf bestrijden
Als je mij, daartoe gerechtigd, verlaat.
Mijn arme zelf verlaten is je volste recht,
Nu elk motief om mij te minnen is geslecht.
Sonnet 50
O, mijn hart voelt zo zwaar langs de wegen die ik ga, daar het einde
Der reis, hoewel rust en comfort, mij ook leert wat me deert:
Dat hoezeer ik ook verlang naar de rust die me wacht, 't niet volstaat
Om jouw beeld te vergeten en d'afstand steeds groeit die ons scheidt.
Het paard dat me draagt torst bedaard mijn verdriet, zo traag
Ploetert het voort alsof 't zware gewicht van mijn wee
Hem bedrukt, 't arme dier lijkt te weten vanuit zijn instinct
Dat zijn ruiter niet wil om met haast van zijn lief weg te gaan.
Zelfs 't bloederige spoor in zijn zij dat zijn ruiter uit woede
Soms stoot, drijft hem niet tot een snellere tred,
Slechts een zucht als een kreun is zijn antwoord op mij; meer verwond
Voel ik me dan het spoor in het vlees van mijn rijdier vermag.
Door het scherpe gekreun en de pijn van mijn paard ben ik bewust
Dat ellende voor mij ligt, in 't verleden het plezier en de lust.
Sonnet 51
'k Vergeef mijn paard, hoe sloom het me ook voert
Want als dit pad me verder brengt van waar
Jij nu vertoeft, waarom dan dit gespoed?
Zet wisselpaarden pas op terugreis klaar.
O, knol, 't benieuwt me welk excuus je vindt
Als snelste spoed me nog te traag zal schijnen:
Dan zal ik, spoorslags rijdend op de wind,
Ondanks de vleugels nog onbeweeglijk lijken!
Geen paard houdt mijn verlangen dan nog bij,
Verlangen - uit ware liefde ontsproten - spoort hier
Het wakkere vlees aan tot vurige razernij,
Maar liefde vergeeft aldus het moeë dier:
Liep hij met opzet traag bij jou vandaan,
Nu ren ik zelf naar jou en laat hem gaan.
Sonnet 52
Ik noem mezelf rijk omdat mijn sleutel
de zoete opgeborgen schat ontsluit,
die hij met mate slechts bezoeken zal
om 't schaars genot van 't liefdesvuur te sparen.
Want wat maakt feesten schaars en zo plechtstatig?
Dat ze in het jaarlijks wederkeren schitteren
als spaarzaam uitgestrooide diamant,
of edelstenen in een halssieraad.