Naar inhoud springen

Pagina:De Sonnetten van Shakespeare (vert. Jules Grandgagnage, ca. 2021).pdf/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Je bent je eigen moeders spiegelbeeld,
En in jouw jeugd ziet men haar schoonheid prijken:
Zo zal ook jij door ouderdom vereelt
Doorheen je rimpels naar jezelf kijken.
Maar ben je met dit leventje tevree,
Sterf dan eenzaam, en neem je schoonheid mee.


Sonnet 4

Waarom verspil jij dit legaat alleen?
Jouw schoonheidserfenis duurt slechts één leven.
Wat je bezit gaf de natuur in leen,
Met gulle hand, aan hen die zelf geven.
Ik snap niet dat een vrek met mooie snoet,
Van haar royaal geschenk zo misbruik maakt,
Die som op som leent waar hij niets mee doet,
En toch niets vindt dat hart en leven raakt.
Wie slechts zichzelve mint in het verkeer
Verraadt daardoor zijn eigen mooie ziel,
Want, komt de laatste dag, hoe haal je eer,
Als je niets nalaat, want je bleef steriel?
Je onbenutte schoonheid sterft in ‘t graf
Tenzij je die op tijd aan anderen gaf.


Sonnet 5

Dezelfde uren die met zachte handen
Jouw aanblik vormden tot ons oogfestijn,
Zullen daarop tekeer gaan als tirannen,
Tot alle schoonheid in die blik verdwijnt.
Want slapeloze Tijd drijft zomer voort
Naar gruwelijke winter, en bedwingt
Het sap met vorst, die ‘t groene blad vermoordt,
Gratie sterft waar barre sneeuw nu blinkt.
Ware het niet dat ‘s zomers distillaat
Haar overleeft, gevangen in het glas,
Dan zou noch haar parfum, noch haar gelaat
Ons nu herinneren aan wat ze was.
Zelfs als de vorst het bloemschoon heeft vernield,
Leeft nog het zoet parfum dat haar bezielt.


Sonnet 6

Laat toch niet toe dat winters ruwe klauw
Je zomer sloopt voor je hem distilleert.
Vul voor je sterft fiool met zoete dauw
Die ons je schat aan schoonheid conserveert.
Wat je dan wint dat is geen woekerwinst,
Als wie ontleent aan jou graag vrucht betaalt,
Je eigen evenbeeld dat wordt je kind
Of beter nog het geluk tienmaal herhaald;
Tienmaal gelukkiger dan je hier staat
Als tien van jou tienmaal je beeltenis wint,