Naar inhoud springen

Pagina:De Sonnetten van Shakespeare (vert. Jules Grandgagnage, ca. 2021).pdf/39

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Wellicht dronk zich mijn geest, door jou gekroond,
De pest aan koningsdrank, die vleierij?
Of is het dat mijn oog de waarheid toont
En dat jouw alchemie het onderwijst
Hoe hemelgeest te brouwen van een beest
En het een cherubijn te laten lijken
Naar jouw beeld, zo 't minste maakt tot meest,
Zodra jouw ogenstraal het ding kan grijpen.
O, 't zal het eerste zijn, mijn oog dat vleit;
Mijn geest weet zijn royale dorst geblust
Wanneer het oog zijn koningsgif bereidt,
Want het weet wat zijn gehemelte het liefste lust.
Is het vergif? Dan is het toch mindere zonde,
Omdat mijn ogen 't als eerste liefdevol dronken.


Sonnet 115

't Was leugen wat ik dichtte in het verleden,
Vooral dat ik niet inniger kon beminnen;
Mijn oordeel had geen reden om te weten
Dat mijn vuur met tijd aan gloed zou winnen.
Maar tijd, met duizend toevallen, slaat toe
Breekt eden en dwingt vorsten om te falen,
Taant schoonheid, verijdelt plannen en juicht toe
Hoe sterke geesten van hun koers afdwalen.
Mocht ik, bevreesd voor tijds dwingend gareel
Niet zeggen: Nu bemin ik je het best?
Toen onzekerheid een zekerheid leek,
Kroonde ik 't heden en twijfelde aan de rest!
Liefde, een kind? Ik kon toen niet vermijden
Als volle was te zien wat nog moest rijpen.


Sonnet 116

Waar ziel aan ziel zich in het huwelijk bindt
Zwijgt elk bezwaar; het mag geen liefde heten
Als zij verkeert waar zij verandering vindt
En willoos wijkt waar zij wordt heengedreven.
O nee, zij is de ster aan ‘t firmament
Die onbewogen neerziet op tempeesten.
De baak waarnaar ‘t verloren schip zich wendt;
Haar hoogte kenbaar, haar waarde ongemeten.
Zij duldt van tijd geen dwang, zelfs als zijn zeis
De jeugd en glans rooft van haar lippenrood:
Tijd deert geen liefde op zijn korte reis
En heeft geen vat op haar tot aan de dood.
Zo er bewijs is dat ik dwaal hierin
Dan schreef ik niets, en werd er nooit bemind.


Sonnet 117

Beschuldig me maar, want alles heb ik verkwist
Waarmee ik mijn schuld aan jou betalen zou;