Naar inhoud springen

Pagina:De Sonnetten van Shakespeare (vert. Jules Grandgagnage, ca. 2021).pdf/46

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Schrik geen verzoekers af met een bars 'Neen';
Neem z' allen samen in deze Wil alleen.


Sonnet 136

Schrikt je ziel wanneer ik dichter kom,
Verwijt haar dan haar blindheid, daar zij haar Wil
Vergat die haar steeds vrij benaderen mocht;
Vergun hem dus zijn zaak, om liefdeswil.
Zoals ik je wil vervul, vervult er geeneen;
Wat velen willen, dat heeft mijn wil gewonnen,
Na zoveel stortingen telt één voor geen,
En blijft je liefdeskluis dus ongeschonden!
Tel me niet mee in je totaalbedrag,
Of schrijf een nul waar het een één beduidt,
Houd me voor niets, al hield je me wel vast,
Al was het niets, dit niets was eens jouw buit.
Schenk al je liefde blijvend aan mijn naam,
Als je me mint, heeft Wil zijn ding gedaan.


Sonnet 137

Liefde, blinde dwaas, waarom mijn ogen
Zo voorliegen wat ze zien moeten?
Al weten ze wat en waar te vinden, het schone,
Toch willen ze al wat slecht is als goed begroeten.
Zo mijn ogen corrupt en partijdig zijn
En elk schip jouw haven binnenloopt,
Waarom dan heb je mijn valse ogenschijn
Aan het oordeel van mijn trouwe hart geknoopt?
Waarom zou ik denken dat je mijn eigendom bent
En geen grond waar ieder zijn spade in steekt?
Mijn ogen, die hebben zich telkens afgewend,
Jouw valse gelaat vervend met schone streken.
In waarheid hebben mijn ogen en hart gefaald,
En deze pest is daarvan het resultaat!


Sonnet 138

Zegt mijn lief: Mijn lof is waarheidsgetrouw!
Dan is dat zo, al denk ik dat ze liegt,
Opdat ze mij voor jong en argeloos houdt,
Onwetend dat de wereld me bedriegt.
Het vleit me dat ze aan me denkt als jong;
Hoewel ze weet hoe oud ik werkelijk ben,
Geloof ik haar verraderlijke tong;
Zo raakt de waarheid door beider misleiding gedempt.
Waarom bekent ze mij toch niet haar leugen,
En zeg ik niet gewoon: ik ben antiek?
Ach, liefde kan zich in de schijn verheugen,
En wie verliefd is telt zijn jaren niet.