Pagina:Dominee, pastoor of rabbi.pdf/18

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
15
sominee, pastoor of rabbi?

is ééne groote beschuldiging tegen de goddienerij, ééne aanklacht tegen alle gelooverij, ééne bede om verlossing van haar harde juk. Wat al moorden en oorlogen in haren naam, wat al slachterijen en kruistochten en brandstapels en heksenprocessen, allemaal als gevolgen dier dikwijls eerlijk gemeende pogingen, om een God te dienen, die niet gediend wil zijn!
 De eerste Christenen waren betrekkelijk eerlijk. Zij althans trachtten niet de menschen zand in de oogen te strooien door te leuteren over het geluk en den troost van den godsdienst.
 De acte van beschuldiging tegen het Christelijk geloof is zeer lang. Slechts enkele hoofdpunten kunnen wij in dit boekje opnoemen, maar die zullen voldoende zijn, om ieder, die werkelijk het geluk van het menschdom en ook zijn eigen geluk begeert, voor goed van het geloof afkeerig te maken. We zullen eerst de bloedige „zegeningen” eens ten ruwste optellen.
 De slachtpartijen en uitroeierijen uit het Oude Testament zijn genoegzaam bekend. Bij Jehova gold het als regel, alle volken te laten vermoorden, die geen Joodsch spraken. Baden ze hem aan onder den naam van Baäl — wat ook eenvoudig Heer beteekent — dan waren ze des doods schuldig. ’t Is voor alle Europeesche volken een geluk, dit Jehova in dit opzicht iets verstandiger en taalkundiger is geworden. Anders zouden b.v. de Nederlandsche Christenen die „God” vereeren, genoodzaakt zijn de Franschen uit te roeien, omdat zij „Dieu” zeggen. En omgekeerd!
 Het aantal slachtoffers, gevallen in godsdienstoorlogen van Christelijke secten onderling of van Christenen tegen de Turken, wordt door Voltaire berekend op het ronde getal van 100 millioen, zegge honderd millioen! Is ’t genoeg zegen en geluk? Laat nu eens iemand beweren, dat Jezus niet kon profeteeren!
 Hierbij komen dan nog zij die sneuvelden, in zoogenaamd politieke oorlogen. Alleen ’t ernstige van de zaak is in staat ons het lachen te beletten, als wij de dominee’s hooren schelden op de „bloedige” Fransche revolutie en dan bedenken, dat het kleinste veldslagje in den oorlog van 1870 meer bloed kostte, dan de heele revolutie. Bij den moord van 1870 geschiedde echter alles onder aanvoering van een keizer en koningen en dat was voor de dominee’s en pastoors van beide kanten reden genoeg, om Gods zegen over het slachten af te smeeken!
 Het akeligste komt echter nog. Sneuvelen in een veldslag, nu ja, er is iets en zelfs veel tegen te zeggen, ’t is menschonteerend, ’t is gruwelijk, ’t is zelfs schandelijk, dat moorden op groote schaal, maar toch, men sneuvelt en is van de zaak af. Ofschoon, 100 millioen blijft erg veel.
 Maar wat te zeggen van de honderdduizenden, die letterlijk werden doodgemarteld? In kleine vuurtjes van nat hout verbrand; vastgebonden op een plank, met de voeten aan ’t haardvuur gelegd en dan opgeschoven, naarmate de voeten en beenen langzaam, langzaam verbrandden en verkoolden; op pijnbanken uit elkander gerekt; in een ketel koude olie te vuur gezet en dan zachtjes, zachtjes opgestookt; met gloeiende tangen stukken vleesch uit het lichaam gerukt; met hamers de teeldeelen vermorseld en vervolgens met touwtjes