Pagina:Dominee, pastoor of rabbi.pdf/20

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
17
dominee, pastoor of rabbi?

HOOFDSTUK VII.

 De heeren Roomschen en Gereformeerden trachten ons tegenwoordig wijs te maken, dat zij, als ze weer ergens baas werden, niet meer zoo onaangenaam te werk zouden gaan[1]. Vroeger, nu ja, ze ontkennen niet, dat er toen wel eens wat ruw met andersdenkenden is omgesprongen. Zoo hier en daar is toen wel eens, half bij vergissing, een enkel kettertje verbrand. En dat van die heksen, daar is ook wel iets waars in. Maar ze zijn nu wijzer geworden. De tijden zijn veranderd en brandstapels en dergelijke veraangenamingen van het leven zijn voor goed verdwenen.
 Nu, dat vermoed ik ook. Echter alleen onder voorwaarde, dat de heeren nooit weer de macht krijgen ze op te richten. Want mochten ze die wèl krijgen, dan zullen ze weer genoodzaakt worden te branden en te moorden als vroeger, en zulks op gezag van hunnen Bijbel, alswel omdat de aard van hun geloof dat meêbrengt.
 Op gezag van hunnen Bijbel. Of zijn wellicht in de laatste jaren sommige gedeelten van den Bijbel bij speciale boodschap van God herroepen? Me dunkt, dan zouden we daarmee in kennis zijn gesteld. Ik weet niet beter, of zij beschouwen nog steeds den geheelen Bijbel als door God ingegeven, en dan zullen ze er niet aan mogen denken, om allerlei bloeddorstige bepalingen eenvoudig onuitgevoerd te laten, alsof ’t artikelen uit een Nederlandsch drankwetje waren.
 De tooveres zult gij niet laten leven, staat in Ex. 22:18, en het recept, hoe te handelen met mannen of vrouwen, die eenen waarzeggenden geest hebben, luidt in Liviticus 20:27 kort en bondig: steenigen. Die arme spiritisten!
 Wie goden dient behalve „den Heere”, zal gedood worden. Daar nu b.v. de Roomschen zich bij ’t vieren der mis, zooals we zagen, schuldig maken aan afgoderij, aan het dienen van een afgod, zal het dooden niet mogen uitblijven.
 Wat ons arme ongeloovigen betreft, daar zal wel niet veel omslag mee gemaakt worden. Het verdelgen van alle Kanaänieten, Amorieten, Hethieten, Ferezieten en andere ieten blijft steeds plicht voor elken geloovige. En die geloovers hebben van hun standpunt volkomen gelijk, dat ze zoo streng mogelijk optreden. Een geloovige kan en mag niet verdraagzaam zijn, — en hij is het dan ook niet.


 Staat er niet een eeuwige zaligheid op ’t spel? dreigt er niet eene eeuwige verdoemenis? Met alle middelen moet een braaf geloover zijne medemenschen beletten om helwaarts te marcheeren, goedschiks of kwaadschiks moet de hemel bevolkt worden. ’t Is immers veel beter, de menschen hier eventjes te verbranden, dan dat zij eeuwig in de hel moeten braden! Dwingt ze om in te gaan, dwingt ze met


  1. Vele radicalen en ongeloovigen, die de heeren nooit aan ’t werk zagen, laten zich door die belofte inpalmen en uit walging over zoogenaamd „liberaal” wanbestuur kon men zelfs in 1888 bij de kamerverkiezingen in vele plaatsen een soort van politiek verbond tusschen clericalen en radicalen opmerken.