Pagina:Dominee, pastoor of rabbi.pdf/24

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
21
dominee, pastoor of rabbi?

met angst vervult, en geen toeval is het dat zij zoo lang mogelijk, levende van aardappelen, roggenbrood en water, den drempel van die gestichten vermijden.
 Ja, brave heiden, die gebouwen zijn hier noodig. Beoordeel ons niet te hard, bedenk dat we sedert eeuwen Christenen zijn. Juist in onzen tijd zijn we druk bezig dat Christendom weg te schuiven, en gelukt het, dan zullen wellicht over eene eeuw die gestichten hier evenmin noodig zijn als thans bij u. Wellicht zal dan wederom liefde wonen in de harten waar thans slechts geloof, godsvrucht en sjacherlust aanwezig is. Gegroet, brave Oosterling!
 Voorloopig zal ’t nog wel steeds makkelijker zijn geld bijeen te brengen voor feesten en illuminaties, dan voor ’t voeden en kleeden van onze arme „broeders en zusters” zooals die hongerlijders, huichelachtig genoeg, genoemd worden. Menige rijke die jaarlijks geen ƒ100 aan de armen schenkt, geeft elken winter eenige partijen die ’t stuk meer dan ƒ1000 kosten. Dominee of pastoor past wel op daar niets van te zeggen, doch komt mee-eten, als hij tenminste gevraagd wordt. Voor velen van die heeren geldt nog steeds het verwijt, dat een Engelsch geestelijke in het midden dezer eeuw hun naar het hoofd wierp: »Gij leeft en eet met de rijken, gij preekt voor de armen!”




HOOFDSTUK IX.

 Waar sprake is van geloof en godsdienst is er ééne vraag die alle andere vragen eigenlijk overbodig maakt, namelijk deze: Is er een God?
 De eerlijke waarheidzoeker zal in den regel op deze vraag niet met een direct ja of neen kunnen antwoorden, en tenzij wij een der vele »heilige” boeken voor waar houden, zullen we wel nooit volle zekerheid krijgen. Willen wij het ons geschonken verstand gebruiken, dan moeten we erkennen, nergens een God te zien of te bespeuren, maar we zullen nooit met absolute zekerheid kunnen zeggen, dat hij niet bestaat. ’t Is bv. mogelijk, al is ’t dan zeer onwaarschijnlijk, dat in de nog nooit door menschen betreden diepten van den Oceaan duidelijke bewijzen voor ’t bestaan van God aanwezig zijn; zoolang Hij zich echter niet aan ons kenbaar maakt, zal hij ’t nooit kwalijk kunnen nemen, dat we doen alsof hij er niet is.
 Sommige menschen, o.a. onze modernen, en vooral zij die een broodje vinden bij de gelooverij, beweren dat God zich erg duidelijk in de natuur heeft geopenbaard. ’t Is mogelijk, doch dan is het toch vreemd, dat juist zij die de natuur het meest bestudeeren, onze natuur-onderzoekers en sterrekundigen, bijna zonder uitzondering ongeloovig zijn.
 ’k Heb den geheelen sterrenhemel doorzocht, zeide de wereldberoemde Lalande, maar van een God heb ik nergens een spoor ontdekt. En toen Napoleon aan den niet minder beroemden Laplace vroeg, waarom hij in zijn „Systeem van den sterrenhemel” geene melding maakte van God, was het antwoord: Dien heb ik er niet bij noodig.