Naar inhoud springen

Pagina:Dominee, pastoor of rabbi.pdf/38

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
35
dominee, pastoor of rabbi?

erg Spaansch gaan uitzien. Voor menschen is ’t voorschrift zeer onpractisch, en, zooals ik reeds zeide, zeer onrechtvaardig.
Toch wordt deze »wijze les” door dominee en pastoor hunne kudde als probaat voorgepreekt, natuurlijk voor zich zelven het voorbehoud makende, er niet naar te handelen. Ook de „kudde” voelt dat het dwaasheid zoude zijn, dergelijke lessen op te volgen, en roept nog steeds bij diefstal om een politieagent. Direct kwaad doet de preek derhalve niet, doch groot is het indirecte kwaad, daar wij er ongemerkt toe komen, om alle eischen en voorschriften, als „niet zóó gemeend” te gaan beschouwen. Wordt den volgenden zondag gepreekt over naastenliefde, dan hoort men ook deze preek met alle kalmte aan, doch denkt er zelfs niet aan, zich in ’t dagelijksch leven er aan te storen, vooral niet als ook dan weer alles bedorven wordt door het domme en onmogelijke: Hebt uwe vijanden lief[1].
Op deze wijze wordt zachtjes-aan het leuteren over goede werken, en het luisteren naar die leuterpraatjes, geacht geheel voldoende te zijn. ’t Gevolg is, zooals we zagen, dat in de meeste huiselijke en maatschappelijke deugden de christenen ver beneden de meeste heidenen staan.
Het vrome Bristol en ’t godzalige Liverpool werden voor minder dan 100 jaren openlijk rijk door den wreeden slavenhandel. En ook onze vrome voorvaders verdienden (!) menig millioen door den handel in „het zwarte vee.”
We raken gewoon aan huichelarij, en nemen ze niet meer kwalijk. Dat dominees steeds door „den Heer” geroepen worden naar de plaatsen met de hoogste tractementen, wekt onzen lach- en spotlust op, doch we blijven die dominees beschouwen als onze voorgangers op den weg van het goede. Nu ja, Christelijk goed!
Zoude op den duur het karakter niet bedorven worden door dergelijke opvoeding? En de zedelijkheids-begrippen verlaagd?
Daar komt nog bij de voortdurende zelfvernedering door al dat bidden en fleemen, om God te bewegen ten onzen behoeve af te zien van een opgevat plannetje. Geloofden die bidders nog aan de macht van het gebed, ’t zou misschien een bewustzijn van kracht en flinkheid geven. Doch steeds wordt er gebeden om zaken, die volgens den gewonen loop der natuur misschien toch wel zouden gebeuren. Voor een almachtig God is ’t bijvoorbeeld niets moeielijker om een dood kind levend te maken, dan om een ziek kind te herstellen; niets moeilijker om een afgeschoten of afgesneden been weer te laten aangroeien, dan om een typhuslijder weer beter te maken. — Dominee past echter wel op, nooit voor de eerstgenoemde zaken te bidden, daar hij zeker weet, dat telkens en telkens weer een nieuw voorbeeld van niet-verhoorde gebeden ’t gevolg zoude zijn. Voor een zieke bidt hij echter met ’t meeste genoegen; een zieke kan herstellen, en dan lijkt het eene gebedsverhooring.


Elk gebed is eene krankzinnige daad. — Iets soortgelijks kunnen we opmerken bij den biljartspeler die, na gestooten te hebben, en


  1. Confucius (550 vóór Christus) leerde: „Men moet haat en beleedigingen met billijkheid, en weldaden met weldaden vergelden.” Dat is veel menschkundiger en rechtvaardiger.
3*