Pagina:Dominee, pastoor of rabbi.pdf/51

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
48
dominee, pastoor of rabbi?

300 bewoners van een dorpje zijn nu dikwijls verdeeld in drie of vier schakeeringen van Hervormd, verder in Doleerenden, Afgescheidenen, Roomschen en Joden, met misschien nog een Menistje er tusschen in.
 En dank zij het veredelende (?) van den godsdienst, gunnen al deze sekten elkaar het licht in de oogen niet.
 Nooit kan op den duur het goede voortkomen uit het slechte, nooit waarheid uit leugen. Leest men ook vijgen van doornen? Of druiven van distelen?
 En alle godsdienst berust op leugen.
 Dank zij den jarenlangen verstandsmoord, zal het voor vele volwassenen moeielijk gaan, volle verzekerdheid des ongeloofs te verkrijgen. Verstand en hart zitten vol onkruid, voor tarwe is weinig plaats meer. Eerst moet de ballast uit een schip, zal er de kostbare lading der waarheid in kunnen geborgen worden.
 En voor al dien arbeid is dikwijls zoo weinig tijd! ’t Nadenken en studeeren is voor velen moeielijk of onmogelijk.
 Eén ding echter kan en moet elk volwassene doen: zorgen dat althans zijne kinderen niet vergiftigd worden. Zijn die dan weer volwassen, dan zal hier althans de moeite van ’t onkruid wieden en ’t ballast uitwerpen bespaard zijn. Zij zullen daardoor gelukkiger zijn dan gij!
 Dwing derhalve geen godsdienst op aan uwe kinderen, en pas op voor de catechesatie.
 Makkelijker is het zeker, in eene maatschappij van half-gekken zich ook voor te doen als halfgek. Plicht is het echter, waar te zijn en ’t geluk uwer kinderen te bevorderen. Zich leeren schikken in ’t onvermijdelijke, dat geeft op den duur den meest vasten troost in leven en in sterven.
 Een mijner kennissen werd door een gemoedelijken pastoor aangemaand, om toch maar te gaan gelooven. »Men kon ’t immers nooit weten, er mocht eens wat van aan zijn, en kwaad kon het in elk geval nooit.”
 ’t Antwoord was: »Waarde heer, stel dat u gelijk had met uwe bewering, dat geloof nooit kwaad kan, stel ook dat het in mijne macht stond om al of niet te gelooven, dan zoude ik toch ongeloovig moeten blijven. Ik gevoel namelijk voor ’t eene geloof even weinig als voor ’t andere en daar zijn er honderden. De kans om een verkeerd geloof uit te pikken is dus zóó groot, en de kans om juist het goede te vinden zóó gering, dat ik me van ’t doen eener keus moet onthouden.”
 Als we allen onzen plicht doen, zal er een tijd komen, dat we allen zoo kunnen spreken en dan zal er eindelijk misschien zijn: Vrede op Aarde! Met het geloof is de komst van het Rijk van waarheid, vrede en geluk onmogelijk!