verrichten van de in dat artikel bedoelde handelingen, voorzover het handelingen betreft die krachtens artikel 20 zijn vermeld in een besluit tot aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving, op een plaats waarvoor het rechtsgevolg, bedoeld in het derde lid, is ingetreden, slechts toegestaan indien van het voornemen daartoe op de in het eerste lid bepaalde wijze kennis is gegeven aan gedeputeerde staten. Het tweede tot en met vierde lid zijn ten aanzien van die handelingen van toepassing.
Artikel 27
Gedeputeerde staten doen de in artikel 26, vierde lid, onderdeel b, bedoelde mededeling indien het achterwege laten van die mededeling strijd oplevert met internationale verplichtingen waaraan de Nederlandse overheid is gebonden.
Paragraaf 3. Schadevergoeding
Artikel 28
Voorzover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving, een mededeling, als bedoeld in artikel 26, vierde lid, onderdeel b, of voorschriften als bedoeld in artikel 26, tweede lid, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kennen gedeputeerde staten hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
HOOFDSTUK V. BIJZONDERE BEPALINGEN
TITEL I. Faunabeheereenheden en faunabeheerplannen
Artikel 29
1. Gedeputeerde staten kunnen samenwerkingsverbanden van jachthouders erkennen als faunabeheereenheden ten behoeve van:
a. het beheer van diersoorten of
b. de bestrijding van schade aangericht door dieren.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld waaraan samenwerkingsverbanden, bedoeld in het eerste lid, dienen te voldoen teneinde voor erkenning in aanmerking te kunnen komen.
3. De regels, bedoeld in het tweede lid, betreffen in ieder geval:
a. de rechtsvorm van de samenwerkingsverbanden;
b. de omvang en begrenzing van het gebied waarover zich de zorg van het samenwerkingsverband kan uitstrekken;
c. de jachtrechten in het gebied, bedoeld onder b.
Artikel 30
1. Voorzover krachtens de artikelen 67 of 68 faunabeheerplannen worden geëist, behoeven deze de goedkeuring van gedeputeerde staten, gehoord het Faunafonds.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld waaraan faunabeheerplannen dienen te voldoen teneinde voor goedkeuring in aanmerking te kunnen komen.
3. De regels, bedoeld in het tweede lid, betreffen in ieder geval:
a. de omvang en begrenzing van het gebied waarop het faunabeheerplan betrekking heeft;
b. het duurzaam beheer van diersoorten in dat gebied;