Naar inhoud springen

Pagina:Flora en Faunawet, stb-1998-402.pdf/12

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

komstig artikel 34, eerste lid, heeft gehuurd en voorzover hij dat niet overeenkomstig het tweede lid van dat artikel heeft verhuurd;

e. de huurder van het genot van de jacht voorzover hij dat overeenkomstig artikel 34, tweede lid, heeft gehuurd.

Artikel 34

1. Degene die ingevolge het bepaalde in artikel 33, onderdeel a, b of c, gerechtigd is tot het genot van de jacht, kan dat genot geheel of gedeeltelijk aan één ander verhuren, mits bij een schriftelijke en gedagtekende huurovereenkomst.

2. Degene die het gehele of gedeeltelijke genot van de jacht op de in het eerste lid bepaalde wijze heeft gehuurd, kan dat genot slechts in zijn geheel weder verhuren aan één ander, mits met schriftelijke toestemming van de verhuurder en bij schriftelijke en gedagtekende huurovereenkomst.

3. Een overeenkomst als bedoeld in de vorige leden, is nietig voorzover het genot van de jacht op de betreffende grond reeds aan een ander is verhuurd of de verhuurder niet toekwam.

4. De eigenaar of verpachter die zich het genot van de jacht heeft voorbehouden, is niet bevoegd dit genot bij een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk te verhuren, tenzij met toestemming van de grondgebruiker.

5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de duur waarvoor overeenkomsten als bedoeld in de vorige leden, moeten worden aangegaan. Deze duur bedraagt ten hoogste twaalf jaar.

Artikel 35

Voorzover en voor zolang het genot van de jacht ten tijde van de eigendomsovergang van de grond, het vestigen dan wel tenietgaan van een beperkt recht of het aangaan dan wel beëindigen van een pachtovereenkomst op die grond, op de in artikel 34 bepaalde wijze is verhuurd, blijft deze huurovereenkomst in stand.

Artikel 36

1. De jachthouder kan, indien hij is voorzien van een jachtakte of een valkeniersakte, aan anderen toestaan het hem toekomende genot van de jacht in zijn gezelschap uit te oefenen.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld op grond waarvan de jachthouder bij wege van schriftelijke en gedagtekende toestemming de uitoefening, anders dan in zijn gezelschap, van het hem toekomende genot van de jacht of een deel daarvan kan toestaan aan de jachtopzichter of aan anderen.

Artikel 37

1. De jachthouder is verplicht datgene te doen wat een goed jachthouder betaamt om een redelijke stand van het in zijn jachtveld aanwezige wild te handhaven dan wel, bij het ontbreken daarvan, te bereiken en om schade door in zijn jachtveld aanwezig wild te voorkomen.

2. Het bevorderen van de wildstand door middel van bijvoeren is verboden, behoudens bijzondere weersomstandigheden als bedoeld in artikel 46, vijfde lid.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het handhaven van een redelijke wildstand.