j. op wild voorzover dat als gevolg van onvoldoende bevedering niet in staat is te vliegen;
k. op wild dat als gevolg van weersomstandigheden in uitgeputte toestand verkeert;
l. binnen een straal van 200 meter rond plaatsen waar voer of aas is of wordt verstrekt met als oogmerk wild te lokken;
m. met het geweer in de bebouwde kommen der gemeenten en in de onmiddellijk aan die kommen grenzende terreinen;
n. vanaf of vanuit een motorrijtuig dan wel een ander voertuig;
o. vanaf of vanuit een vaartuig;
p. vanuit een luchtvaartuig;
q. met een geweer binnen de afpalingskring van een geregistreerde eendenkooi; voorzover bij of krachtens algemene maatregel van bestuur niet anders bepaald.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan de uitoefening van de jacht aan andere beperkingen dan bepaald in het eerste lid, worden gebonden voorzover dit noodzakelijk is ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, of indien dit noodzakelijk is in verband met de instandhouding van wild of de veiligheid.
3. Ieder, die door middel van een geregistreerde eendenkooi dieren, behorend tot soorten waarop met een eendenkooi mag worden gejaagd, heeft gevangen, is verplicht die dieren, tenzij zij na het vangen terstond worden gedood, onverwijld in vrijheid te stellen.
AFDELING 5. DE VERZEKERINGSPLICHT
Artikel 54
1. Degene die met een geweer jaagt, is gehouden er zorg voor te dragen dat zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade waartoe het verrichten van die handelingen met gebruikmaking van een geweer aanleiding kan geven door een verzekering is gedekt in overeenstemming met de bij of krachtens deze wet gestelde regels. De in de vorige zin bedoelde verzekeringsplicht betreft niet de aansprakelijkheid welke voor de jachthouder kan voortvloeien uit het niet-nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 37.
2. De verzekering moet de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, bedoeld in het eerste lid, dekken van de houder van de jachtakte alsmede van ieder die in zijn gezelschap met een geweer jaagt, voorzover deze niet uit eigen hoofde een jachtakte behoeft.
3. De verzekering moet niet alleen dekken de aansprakelijkheid van de verzekerden jegens derden, maar ook de aansprakelijkheid van de verzekerden jegens elkaar.
4. De verzekering moet de aansprakelijkheid dekken ter zake van voorvallen, welke plaatsvinden gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen periode. De verplichtingen van de verzekeraar jegens de benadeelde eindigen slechts door verloop van de in de vorige zin bedoelde periode.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de verzekering en wordt een bedrag vastgesteld waarboven de verzekeringsplicht zich niet uitstrekt.
6. De verzekeraar geeft aan de verzekerde een bewijs van de verzekering af, dat de aansprakelijkheid van de verzekerde overeenkomstig de bij en krachtens deze wet gestelde regels is gedekt. Onze Minister stelt het model van dit bewijs vast.