Naar inhoud springen

Pagina:Flora en Faunawet, stb-1998-402.pdf/21

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

verplichtingen voor de houder van een vergunning bedoeld in artikel 62, eerste lid, tot:

a. het aanbrengen van ringen of merktekens aan de ter preparatie aangeboden en geprepareerde dieren;

b. het houden van een registratie van de ter preparatie ontvangen en geprepareerde dieren alsmede van de namen en adressen van degenen van wie deze dieren zijn ontvangen en aan wie zij zijn geleverd;

c. onderzoek van ter preparatie aangeboden dieren en

d. het doen van periodiek verslag aan Onze Minister.

3. Voorzover aan een onderzoek, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, kosten zijn verbonden, komen deze voor rekening van de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 62, eerste lid, of van degene die aan hem dieren ter preparatie aanbiedt.

4. Ter uitvoering van internationale verplichtingen of van bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties kan bij de regels, bedoeld in het eerste lid, tevens worden bepaald dat het verrichten van in het eerste lid genoemde handelingen slechts kan worden toegestaan bij vergunning.

Artikel 64

1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen diersoorten worden aangewezen die uit het oogpunt van natuurbehoud niet mogen worden geprepareerd.

2. Het prepareren van dieren, behorende tot soorten, aangewezen krachtens het eerste lid, is verboden.

Paragraaf 3. Beheer en bestrijding van schade

Artikel 65

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden beschermde inheemse diersoorten aangewezen, die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die:

a. in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten;

b. in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten.

2. Slechts wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kan de aanwijzing bedoeld in het eerste lid worden gedaan ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren.

3. Voorzover overeenkomstig het eerste lid, onderdeel a, soorten zijn aangewezen, kan bij ministeriële regeling worden toegestaan dat de grondgebruiker, in afwijking van de artikelen 9, 10, 11 en 12, handelingen, bedoeld in die artikelen, verricht op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen.

4. Voorzover overeenkomstig het eerste lid, onderdeel b, soorten zijn aangewezen, kan bij provinciale verordening worden toegestaan dat de grondgebruiker, in afwijking van de artikelen 9, 10, 11 en 12, handelingen, bedoeld in die artikelen, verricht op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen.

5. Slechts wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort, kan het krachtens het derde en vierde lid worden toegestaan de in die leden bedoelde handelingen te verrichten ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren.

6. De grondgebruiker kan bij schriftelijke toestemming het hem ingevolge het derde of vierde lid toekomende recht door anderen doen uitoefenen. Indien die toestemming wordt verleend aan een houder van