Artikel 81
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, voorzover dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het bij of krachtens deze wet bepaalde, ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, nadere regels worden gesteld ten aanzien van de in deze wet geregelde onderwerpen.
2. Tot de regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval behoren:
a. regels over het voeren van een administratie en verstrekken van gegevens met betrekking tot het onder zich hebben, ontvangen, verkopen, ten verkoop voorradig of voorhanden hebben en afleveren van dieren of planten, behorende tot soorten waarop deze wet van toepassing is, alsmede van producten van die planten of producten of eieren van die dieren;
b. het aanwijzen van adviseurs die zijn belast met advisering over de uitvoering van het beleid ten aanzien van vergunningen en ontheffingen;
c. het aanwijzen van plaatsen waar planten behorende tot beschermde inheemse of uitheemse plantensoorten of dieren behorende tot beschermde inheemse of uitheemse diersoorten alsmede producten van die planten of producten of eieren van die dieren het grondgebied van Nederland dienen te worden binnengebracht;
d. regels over voorzieningen voor de opvang van levende dieren en planten.
Artikel 82
1. Er is een Commissie bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten, verder te noemen commissie, die tot taak heeft de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over het beleid inzake de uitvoering van deze wet en de afstemming met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de totstandkoming en uitvoering van besluiten van organen van de Europese Unie verband houdende met in het wild levende dier- en plantensoorten.
2. De commissie fungeert als wetenschappelijke autoriteit als bedoeld in artikel IX van de op 3 maart te Washington tot stand gekomen Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantesoorten (Trb. 1975, 23).
3. De commissie bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste negen leden, de voorzitter daaronder begrepen, die ook deskundigheid bezitten op het gebied van natuurbescherming, welzijn van dieren en de opvang van dieren.
HOOFDSTUK VI. HET FAUNAFONDS
Artikel 83
1. Er is een Faunafonds, dat tot taak heeft:
a. het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten;
b. het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten;
c. gedeputeerde staten van de provincies van advies te dienen over de uitvoering van taken, hen bij of krachtens deze wet opgedragen en
d. Onze Minister van advies te dienen over het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 65, eerste lid, en