Naar inhoud springen

Pagina:Flora en Faunawet, stb-1998-402.pdf/35

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

het jaartal van het Staatsblad waarin die wet wordt geplaatst, artikel 25, derde lid, te luiden:

3. Een besluit houdende de aanwijzing van een plaats als beschermde leefomgeving vervalt met ingang van het tijdstip waarop die plaats deel uitmaakt van een onherroepelijk aangewezen beschermd natuurmonument als bedoeld in de Natuurbeschermingswet.

Artikel 119

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 januari 1994 ingediende voorstel van wet, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap, kracht van wet heeft gekregen en in werking is getreden, komt, onder vermelding achter het woord «Natuurbeschermingswet» van het jaartal van het Staatsblad waarin die wet wordt geplaatst, artikel 46, derde lid, onderdeel a, te luiden:

a. gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet zijn aangewezen als beschermd natuurmonument, dan wel gebieden ten aanzien waarvan een besluit tot aanwijzing als beschermd natuurmonument wordt voorbereid;.

Paragraaf 2. Slotbepalingen

Artikel 120

De Wet op de economische delicten[1] wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel la, onder 1, vervalt de zinsnede betreffende de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten en wordt in de opsomming ingevoegd: de Flora- en faunawet, artikel 13, eerste lid.

2. In artikel la, onder 2, vervalt de zinsnede betreffende de Vogelwet 1936 en wordt in de opsomming ingevoegd: de Flora- en faunawet, de artikelen 8, 9, 11, 12, 14, eerste, tweede en derde lid, 15, eerste en tweede lid, 17, 18, eerste lid, 26, derde en vijfde lid, 47 en 73.

3. Indien de artikelen 16, eerste en vierde lid, 17, vierde lid, 21, tweede lid, 22, tweede lid, 56, eerste lid, 58, eerste lid, en 66 van het bij koninklijke boodschap van 14 januari 1994 ingediende voorstel van wet, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap, op de datum van inwerkingtreding van de artikelen 8 tot en met 11, 13, 62 en 63 van deze wet nog niet in werking zijn getreden, komt de zinsnede in artikel Ia, onder 2, betreffende de Natuurbeschermingswet te luiden: de Natuurbeschermingswet, de artikelen 12, eerste lid, 14, derde lid, 16, eerste lid, 31, eerste lid, en 33a, eerste lid.

4. Indien de artikelen 16, eerste en vierde lid, 17, vierde lid, 21, tweede lid, 22, tweede lid, 56, eerste lid, 58, eerste lid, en 66 van het bij koninklijke boodschap van 14 januari 1994 ingediende voorstel van wet, houdende nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap, vóór of op de datum van inwerkingtreding van de artikelen 8 tot en met 11, 13, 62 en 63 van deze wet in werking zijn getreden, vervalt in artikel la, onder 2, de zinsnede betreffende de Natuurbeschermingswet.

5. In artikel la, onder 3, wordt in de opsomming ingevoegd: de Flora- en faunawet, de artikelen 10, 16, 37, eerste en tweede lid, 38, eerste lid, 50, eerste, tweede en derde lid, 51, 52, 53, 54, eerste lid, 58, 59, tweede lid, 60, vijfde lid, 62, eerste lid, 63, eerste lid, 64, tweede lid, 67, zesde lid, 72, vijfde lid, 74, eerste lid, 79, tweede lid, 81, eerste lid, en 111, eerste lid.

  1. Stb. 1950, K258, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 26 maart 1998, Stb. 320.