Pagina:Frank van der Goes Herinneringen Nieuwe Gids (1931).pdf/100

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

VIII

EEN INLEIDING TOT DE TWEEDE REEKS


In de tweede helft van den jaargang vindt men eenige sporen van de geschetste gebeurtenissen.

De aflevering die wel nooit verschenen zou zijn indien het niet gelukt ware aan drie van de vorige medewerkers een bijdrage te ontfutselen, opende met de door Kloos geschreven aankondiging dat de Nieuwe Gids voortaan het orgaan zou zijn van de jongste generatie—zooals ook de eerste helft van dezen jaargang geopend was geworden met een schimpdicht op de oudere.

Het schimpen op haar vertegenwoordigers met openlijke of naamlooze uitvallen, in proza of poëzie, maar altijd meer liederlijk dan dichterlijk, was in dat en volgende nummers voortgezet; eenige verdere opheldering van het gebeurde met de redaktie had men, gelijk reeds gezegd, niet gegeven. Nu echter, na de voorvallen waaruit hem had kunnen blijken dat hij van zijn oude vrienden niets meer te hopen had, verscheen de verklaring die met hen en met al het verleden volkomen brak.

Kloos verhaalt eerst hoe het aftreden van de vroegere redakteuren zich zou hebben toegedragen; men mag echter aannemen dat hij gedacht heeft aan de meerderheid van den N. Gids-kring in 't algemeen. Zoo had Kloos ook in het bedoelde sonnet niet slechts dezen of genen, maar het gansche geslacht dat gaat, „verdord zonder gebloeid

99