Pagina:Frank van der Goes Herinneringen Nieuwe Gids (1931).pdf/16

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Zonder de juistheid van deze opmerkingen in het minst te betwijfelen mag evenwel worden herinnerd dat het citaat, zooals het ook in den brief van mevrouw Huet te lezen stond, niet geheel volledig is. Er gaan n.l. de volgende woorden aan vooraf:

Sommigen dier jongelui zijn recht beminnelijk. onze neef Dr. Ch. van Deventer, de jonge arts Fred. van Eeden, staan wat karakter en kundigheden betreft, hoog bij ons aangeschreven. Met hun werk dweep ik vooralsnog niet, en de Lantaarn heeft tot heden meer geest, vind ik, dan de Nieuwe Gids. Maar wat zal ik er van zeggen? Gij en ik, en de ouderen in het algemeen, enz.

De vergelijking met het spoedig na de verschijning van de N. Gids opgerichte spotblad, dat voor onze vijanden partij koos, die vergelijking was naar ziet voor ons niet gunstig; en wie nu nog eens ziet dat lang verdwenen halfmaandelijksch orgaan in handen krijgt, zal moeten erkennen, dat daarbij niet naar een hoogen maatstaf was gegrepen.

Ook tegenover een van zijn andere korrespondenten in die periode, zijn ouden vriend Quack, heeft Huet zich over den Nieuwe Gids uitgelaten. Te vinden in een brief van November 1885, bewijst deze plaats ten minste, dat het Huet, die toen nog geen driehonderd en zelfs nog geen honderd bladzijden van het jonge tijdschrift had kunnen zien, aan belangstelling in de pogingen van het opkomende geslacht waarlijk niet ontbrak. Maar hoewel

15