Pagina:Frank van der Goes Herinneringen Nieuwe Gids (1931).pdf/25

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

ook bij deze schrijvers blijkens enkele toonbare regels, de teekenen van een „getemperde, flauwpoëtische stemming" niet geheel afwezig is.

Op een bespreking van de door Kloos en Vosmaer bezorgde gedichten van Jacques Perk heeft Huet de jongeren vergeefs laten wachten. Wie de in het personenregister der verzamelde werken vermelde plaats opslaat, vindt den voorlooper van de Nieuwe Gids-dichters slechts terloops genoemd. In 1884 heeft n.l. de schrijver een noot toegevoegd aan een twaalf jaar eerder uitgegeven artikel over Byron en Shelley.

Hoewel in de laatste jaren—leest men daar—ook door het voorbeeld van den te vroeg weggenomen Jacques Perk, wiens poësie zoo veel schoons beloofde, Shelley onder de jongeren ten onzent warme vereerders is gaan tellen, missen de nederlandsche letteren tot heden een monografie over hem. Perk's Iris, eene vrije navolging van The Cloud, doet van Shelley's talent maar eene zijde kennen.[1]

Zoowel de tijd als de onmiddellijke indruk van de eerste kennismaking laten zich uit de gepubliceerde Brieven vaststellen. Aan Jan ten Brink schrijft Huet op 4 Februari '83 dat Perk's gedichten hem nog niet ter hand zijn gekomen[2]. Dat dit

  1. Verzamelde werken, X, bl. III.
  2. Huet zat omstreeks dezen tijd verdiept in de bronnenstudie voor zijn Land van Rembrandt. „Ik heb geen tijd",

24