Pagina:Frank van der Goes Herinneringen Nieuwe Gids (1931).pdf/83

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

gesproken, de korte zin van het niet zeer korte betoog. Immers blijkt er uit dat de opzegging van de volmacht niet slechts was beteekend aan mij zelf, maar ook daar ter plaatse waar deze op zich zelf „negatieve" handeling een maar al te positief effekt moest hebben: op het uitgeverskantoor van de firma W. Versluys.

Wat, mede uit zakelijk oogpunt, van het onderhoud met Albert Verwey te zeggen valt, schijnt minder eenvoudig... Verwey, zagen we, had mij geschreven dat Van Eeden „ons begaan liet". Daarmee klopt de meedeeling van zijn kunstbroeder (tevens schoonbroeder) dat hij, Van Eeden, bereid was zijn eigendomsrechten op het tijdschrift geheel af te staan, wellicht uit de overweging dat dit geestelijke bezit dan toch in de familie zou blijven. In ieder geval staat vast dat onder het weinige wat Verwey overigens van zijn voormaligen mede-redakteur mocht vernemen, geen woord is geweest dat de gedachte aan eenig gevaar van den kant van Van Eeden bij hem wekte. Natuurlijk had hij dan in de eerste plaats mij gewaarschuwd—en men behoeft niet te denken dat in dit „stille toernooi" de latere schrijver van den aldus genaamden bundel zich iets op de mouw heeft laten spelden. Neen, de eene jonge dichter had geen enkele reden om te vreezen dat de andere, subiet toen hij de hielen had gelicht, hem de poets zou gaan bakken die den armen Nieuwe Gids het leven zou kosten. „Toen hij wegging", schreef Van Eeden, „was ik overtuigd dat hij slagen zou"—wel-

82