Pagina:Frank van der Goes Herinneringen Nieuwe Gids (1931).pdf/87

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

jij laat Verwey sukkelen in zijn streven om de zaken op gang te brengen.

... Daal in je binnenste of en je zult ontdekken dat je brief niets anders bevat dan deze bekentenis: op wie van beiden ik nu meer gebeten ben: op Kloos of op Verwey, weet ik zelf niet... Maar dan ben jij het ook die den N.G. den laatsten slag toebrengt... Ik zal het hierbij laten; je zult noch voor je zelf, noch voor het publiek, noch voor de oude vrienden van den N.G. de man willen zijn die in dit hachelijk oogenblik dwingt tot tijdverlies en schandaalmakende openbare kibbelarijen.—Wat is er veranderd sedert November ll.? Er is veel meer reden om nu te doen wat je mij toen toestond. Stuur mij een telegram tot herstel van de volmacht, en dan is tenminste aan dit incident in de N.G.-geschiedenis een einde.

Ofschoon wel niet het verzochte bericht, kreeg ik toch een antwoord, indirekt maar afdoende, op de in zekeren zin onnoozele vraag wat na November (toen ik gerechtigd werd om mee namens Van Eeden te handelen) veranderd was. Want er was een boekje verschenen—tegen Frederik van Eeden, en de schrijver van het boekje was—Albert Verwey.[1] Over deze kritiek op zijn twee jongste werken, op zijn gedicht Ellen en zijn prozastuk

  1. Letterkundige Kritiek. Frederik van Eeden, „Ellen— Johannes Viator", door Albert Verwey; Amsterdam, D. de Voogd, 1894.
86