Pagina:Frank van der Goes Herinneringen Nieuwe Gids (1931).pdf/90

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

gelden, dat juist in zijn Bussumsch hoekje toen de meeste slagen vielen. [1]

En mag men ten slotte Van Eeden kwalijk blijven nemen dat hij zijn werkelijke en zoo begrijpelijke motieven voor zich zelf en anderen niet wilde weten? In zijn bijna beminnelijk onhandig betoog stelt hij waarheid en verbeelding voor iederen lezer zichtbaar naast elkaar: hij is niet enkel verontwaardigd maar verbitterd door wat hem is overkomen—en tegelijkertijd wijst hij de beschuldiging af dat hij in boosheid en wraakzucht zou hebben gehandeld. Tegen het oorlogsrecht dat het leven van de menschen tot dusver grootendeels beheerscht,

  1. „... de kunstenaars werden.... nijdig.... om die blasphemie tegen de gloednieuwe realistische en naturalistische kunst... om die bedenkelijke sublimatie van den hartstocht en den geheelen aposteltoon van het boek, die hen werkelijk half dol maakte.
    Deze man, dien zij aan hun boezem gekoesterd hadden, bleek eensklaps niet een adder, maar, wat veel erger was, een blikken dominee, alleen in talent en zeggingskracht van de vroegeren verschillend...
    Een volkomen breuk is dan ook spoedig gevolgd".
    (Frans Coenen, Studiën van de Tachtiger Beweging, over den indruk van Johannes Viator op de andere N. Gids-schrijvers).
    In zijn hier afgedrukten brief aan mij heeft Van Eeden moeten bedoelen, behalve dan de door hem genoemde beoordeeling door Verwey, ook het artikel van Kloos, „Gedachten en Aforismen over Frederik van Eeden", in de tweede N.G.-aflevering 1893—94 verschenen. De litterator P. Tideman volgde met eenige bladzijden onder het opschrift „Jan de Schenner, Het boek der verdommenis".
89