de joncquen op de gantsche Guste vernielt ende verbrandt hebben, doende mede te lande groote destructie ende rooverije, wordende geschat sterck te wesen omtrent 400 joncken ende 60 à 70 duijsent mannen. Den Oversten daervan, Icquan genaempt, sijnde des Compagnies Tolck in Teijouhan geweest ende stilswijgens van daer vertrocken, heeft hem tot rooven begeven ende in corten tijdt soo grooten aenhanck gecregen dat de Regenten van China geen raedt wisten om de roovers van haere Cust te crijgen.... Den roover Icquan heeft oock langen tijdt goede correspondentie met d'onse gehadt ende ons vrijwat respect toegedragen, maer heeft eijndelijck sonder onderscheijt genomen al wat becomen conde" (Gen. Miss. 6 Jan. 1628).
"... Ons comt inproviste voor dat een joncqken van Iquan, soone van den ouden overleden Cappiteijn China, vuijt Nangasacqui naer Teijouan ende de custe van China sal vertrecken; dese persoon is voor desen vuijt Taijouan ghebannen, soo dat daer niet zeer wellecom en sal wesen. Evenwell door instantelijck versoucken van den Hr van Firando ende Oenemondonne hebben hem geen passe durven weijgeren" (Origineele Missive Cornelis Nijenrode, Firando Ulto Oct. Ao 1630 aan de Edele Heer Generaal Specx; Kol. Arch. S.S. II, fol. 114).
"Dit is den goeden Chinees die van meest alle de Hollanders den vader genoempt werdt ende hun soo lange gefrequenteert ende mede omgegaan ende voor Tolck gedient heeft, niet eens gedenckende, nu weder macht becomen heeft, hoe over twee jaren, als wanneer door den rover Quitsiok uijt sijn digniteijt ende plaetse verstooten was, weder als met de handt van UE-hedens macht ende dienaren geleijdt ende op zijn stoel gestelt is, alles op goede hoope dat door desen Iquan die onse gelegentheijt, conditie ende macht soo wel bekent was, met intersessien ende verclaringen aan den Combon ende andere grooten te doen wat ons billick versouck ende begeeren was, dies te beter tot den vrijen handel geadmitteert te werden — maar contrarie bevinden wij, wandt in plaatse van zulcx en slaat hij Iquan niet alleen aff de vergoedingh van 't jacht Slooten in sijnen ende het Rijcke van Chinas dienst verongeluckt maar derft wel expresselijck in zijne Missive vertoonen enee aan d'onse laten verluijden soo wij hem meer over sulcx aanschrijven geen goede vrinden connen blijven, alsoo gemelte jacht, zoo hij susteneert, niet in zijnen maar per ongeluck om den handel te becomen in 's Compagnies dienst gebleven ende verongeluckt is, door briefkens ons verbiedende met onse jachten niet meer in de rivier Chincheo te verschijnen,