aangekomen) vertrok hij naar Amsterdam (Res. 16 Juli 1652, 26 Juli 1652, 15 Oct. 1652 en 28 Jan. 1653). Bij Res. der Kamer Amsterdam dd. 12 Dec. 1653 werd hem toegelegd eene "gratuiteijt van honderd rijksdaalders, ten aanzien van de goede diensten die hij toegeseijt heeft en van hem verwacht worden". Hij had "aan denselven Riebeeck [Commandeur aan de Kaap de Goede Hoop] geremonstreert ende te kennen gegeven wege eenige Goudplaatsen tusschen de genoemde Caep ende Mosambiqe gelegen, daer groote voordelen te halen souden sijn.... Wij achten de ontdeckinge van de genoemde Cust alsmede de Cust van Melinde, seer considerabel, hetwelck van de voorsz. Caep ende het eijlandt Mauritius ofte ook van Suratte bequaem soude connen geschieden" (Gen.Miss. 6 Febr. 1654; vlg. hierover Miss. Jan van Riebeek aan Heeren XVII dd. 4 Mei 1653 en het antwoord van Heeren XVII dd. 15 April 1654).
"Met een Portugees joncxken comende van Maccassar, door Comps tingangh tusschen Batavia en Japara verovert is hier opgebracht seecker Jesuwijts padre die omtrent 10 Jaren meest alle gedeelten van China heeft doorwandelt.... Verders allegeert vooraengeroerde Padre datse [n.l. de Tartaren] die van Macao haer vrientschap mitsgaders libere negotie aengebooden hebben twelck bij geintercipieerde brieven door den Gouverneur van Maccao geaffirmeert wort. Bovendien datse hun hebben laten verluijden niet alleenlijcken de Portugeesen maer oock alle andere vreemde natien die China in vrientschap begeren te friqquenteren den liberen ende onbecommerden toeganck sullen vergunnen, dierhalven twijffelt ditto padre niet ingevalle de Comp.e in Quanton daer hij oordeelt de rechte plaetse te wesen om bij den Conincq ["den oppersten der Tartaren" in Canton] versoeck te doen, hare ambassadeurs stiert datse niet alleenlijck sullen geadmitteert maer daerenboven de libere negotie ende onbecommerden toeganck in China sal vergunt worden" (Miss. Reg. Bat. naar Taijoan 25 Juli 1652).
"T'gene UE schrijven van het openstellen van den handel in China en dat den Tartarischen vice-roij in Quanton de Portugesen in Maccao en alle andere vreemde negotianten aengepresenteert heeft, 't rijck van China vrij en liberlijck te mogen frequenteren en haren handel daer onbecommert drijven, heeft den Pater Jesuita met het schip den Oliphant overgecomen, ons naerder mondelingh geconfirmeert" (Patr. Miss. 20 Jan. 1654).