Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/255

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

229

hadden. Het varenzaad was onzichtbaar; daardoor ontstond wellicht het bijgeloof, dat het onzichtbaar kon maken.

En bij het zaad alleen bleef het niet; ook de bladeren, de varenveeren, geplukt op bepaalde tijden en met inachtneming van vreemde, ons bespottelijk lijkende, plechtigheden, hadden een bijzondere kracht.

Als langdurige droogte de oogst dreigde te vernielen, werden zulke varenbladeren verbrand, om wolken op te roepen en de regen tot vallen te dwingen.

En dat niet alleen het domme volk zoo bijgeloovig was, bewijst wel het best een brief van Karel I, koning van Engeland. Die brief bestaat nog; daarin verbiedt Karel, die een reis naar Staffordshire zou ondernemen, aan de boeren van die streek varens te branden; want.... hij wilde zijn uitstapje niet bedorven zien door slecht weer.

Nu moet ge niet denken, dat dit bijgeloof al heel lang is verdwenen; het bestond nog in deze eeuw en bestaat misschien nog wel.

't Is wel de moeite waard, als men in de gelegenheid is b.v. op een zomeruitstapje naar Brabant of Gelderland, eens te onderzoeken of aan het varenwonder thans ook nog in ons land geloof wordt geslagen. Dat zou niet vreemd zijn; want er leven nog menschen uit de tijd, dat zelfs de knapste plantkundige geen antwoord wist te geven, hoe het met het varenzaad dan eigenlijk toeging.

De oplossing van het raadsel is eerst gevonden, toen iemand thuis in de vensterbank onder glas, varens ging kweeken in schotels met veen- of haarmos; dat is ook de beste manier om zoo iets te ontdekken; dan heeft men het gedurig onder de oogen.

Die varenkweeker, Graaf Suminski, wist evengoed als andere plantkundigen al lang, dat uit die lichtbruine plekjes, aan de onderkant van de varenveeren nieuwe varens konden