Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/280

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

254

hun kruling voor hun ontwikkeling verraden ze zich als varenveeren. (zie blz. 243 links onder)

Hè, zie eens, dat treft! Ken je dat plantje? Ja? Lijkt het klaver?

Dat lijkt het, en ik kan je toch verzekeren, dat het een koningsvaren is; maar nog in de kinderjaren; het is een prinsje, dat pas loopen kan. Drie jaren zal hij zijn op zijn hoogst. Zoek, om je te overtuigen dat we met een varen te doen hebben, maar eens naar de opkomende veeren, daar vlak bij de grond. Wip, daar vliegen een paar groentjes op, weg zijn ze weer! Wat komt hun kleur met het groen van de jonge varens overeen!

Of ik ze ken? Ja, maar veel meer dan de naam weet ik er niet van. Ik heb ze thuis opgezet, de eene, die het eerste opvloog was een Thecla en de andere een Ino. Schuif eens met een stok over de bladeren. Misschien vliegen ze weer op. Daar heb je er een? Kijk of je hem ziet neerkomen. Die is gevangen; voorzichtig in het glaasje overbrengen. Beschadig hem niet.

Zie je wel? De onderkant van de vlinder-vleugels is grasgroen; de bovenkant, nu de binnenzijde, (want de vleugels zijn dichtgeklapt) is bruinzwart. Daardoor komt het, dat je hem wel vaak ziet vliegen, maar zoo zelden ziet zitten. Bemerk je daar vlak bij de bovenrand van de ondervleugel, dat witte stipje in het groen. Daaraan herken je de Thecla rubi; soms evenwel is er een heele rij van die vlekjes te zien bij deze "braamvlinder."

Heb je daar het kleine groentje ook. Mooi zoo, dat is Ino statices; wat zonderlinge vlindervleugels, niet? Laat ze nu maar weer vliegen, dan loopen we weer een eindje op, om wat veenmos en orchideeën uit te graven; laten we meteen even de volgorde vaststellen, waarin we naar de vogels zullen gaan kijken.