Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/287

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

261

Neem hem nu zijn mutsje maar ereis af! Wat zit er onder? Een lantaarntje? Ja, daar heeft het wel iets van. Over een week of wat, zou hem het mutsje door de wind ook wel afgenomen zijn. En daarna gaat het lantaarntje open; niet op zij, maar van boven. Daar moet het potlood weer bij te pas komen.

Lantaarntje van haarmos.

 

Zie je die naar binnen kromgebogen tandjes aan de rand? Nu, die houden het dekseltje van dit lantaarntje of van dit sporendoosje, laten we het zoo maar noemen, stijf vast, Dat dekseltje, moet jullie weten, is een rekbaar vliesje met een hoog opstaande rand; buigen de tandjes binnenwaarts, dan wordt het vliesje gespannen en het doosje is dicht; zoo gaat het bij slecht weer. Is het mooi, zonnig weer met een lekker koeltje, dan buigen de tandjes uit, het dekvliesje krimpt in en tusschen de tandjes ontstaan openingen. Het heele lantaarntje zelf droogt en krimt ook wat in; daardoor worden de sporen naar boven geperst, de wind schudt het heen en weer en.... daar gaan de sporen op reis.

Komen ze op een gunstige plek neer, dan ontstaan daaruit fijne draden, witachtig of geel; "protonema" heeten ze, meen ik; dat is zooveel als de voorkiem.

Soms vind je een heele plek kaal veen of een slootkant