Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/34

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

16

Maar hebt gij hier onder de blauwe hemel in de warme voorjaarszon niet duizendmaal beter gelegenheid, om het werk van onze vroolijke bouwmeesters te bewonderen?

In plaats van een bedorven, verschoven, verdroogd nest, kunnen wij ze hier bij dozijnen vinden, voltooid, half af of pas begonnen. Zoek maar eerst uw zingende vogel — dan is het nest niet veraf, vooral als er gestreden wordt tegen vreemde indringers.

Zie, hier vinden we een begin — een allereerst begin. Van vier rietstengels zijn de bladen, die ongeveer op gelijke hoogte stonden, gekneusd en gescheurd en dooreen gevlochten. Van stengel tot stengel zijn horizontaal grauwe vezeldraden gespannen, als ik me niet vergis, zijn het bastvezels afkomstig van doode stengels van bastaardwederik — die hier en daar nog aan de kant staan.

Van dit horizontale raamwerk gaan eenige draden schuin naar boven, en daar om de stengels heen; tot zoo hoog moet het nest worden opgebouwd. Naar beneden wordt er dan nog een zakvormig stuk aangeweven en de wieg — de hangmat — is gereed. Het geheele gebouw vereischt acht of tien dagen werk.

Als ge voorzichtig in uw bewegingen zijt, niet al te bont gekleed, en vooral als ge niet al te lang blijft kijken, dan kunt ge u om de twee of drie dagen wel overtuigen van de vorderingen, die het bouwende echtpaar maakt — want ze helpen elkander en misschien leeren zij u zoo kennen, dat ze ongestoord doorgaan met vlechten en weven, al staat gij er naar te kijken.

Daar komt vader de man zoowaar met een eindje sajet aanvliegen. Vrouwlief neemt het in ontvangst — in haar snaveltje natuurlijk — en de gelukkige vinder moet eerst een vreugdeliedje zingen.

Dan wordt het draadje bekeken, en omgekeerd en nog