Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/37

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

19

Gij begrijpt nu ook, dat de vlieg verloren is. Onbemerkt is de karekiet genaderd, bliksemsnel schiet zijn scherpe snavel over de rand van het rietblad — hoe rekt hij nu zijn nek uit en met één poot hield hij zich maar vast! — de vlieg is gesnapt — een zweefvlieg nog al!

 

Riettorretje.
(Donacia crassipes)
driemaal vergroot.

 

Al jagend wordt ook de woninghuur betaald aan het gastvrije riet. Meestal tegen den avond wemelt het in de toppen, tegen de stengels, maar vooral in de hoeken tegen de bladeren en de stengels van kleine kevertjes. Deze beschouwt de karekiet als zijn avondboterham, die hij natuurlijk ook weer in het zweet zijns aanschijns verwerven moet. Want de Donacia's — zoo heeten die torretjes — zijn even moeilijk te vangen, als de zweefvlieg van zooeven. Niet dat ze wegvliegen; evenals de meeste kevers zijn ze niet zoo