Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/41

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

23

De karekiet bewijst het riet een dienst met het verslinden van de Donacia's, want de Donacia's eten het riet, of liever, ze hebben van 't riet gegeten; want zooals ze nu zijn, voeden ze zich met fijnere kost, we zullen ze nog in hun smulhuizen ontmoeten.

Voorheen echter waren ze geelwitte wormpjes met een harde bruine kop en zes korte haakvormige pootjes en ze leefden onder water in de modder, waar ze aan de wortels van het riet knaagden.

Probeer nu maar niet, een rietstengel uit de grond te trekken om zijn wortels te onderzoeken, want het is doodeenvoudig onmogelijk. Riet laat zich niet uittrekken; ge kunt de stengels wel losrukken, maar de wortels en het eigenlijke rietlichaam blijven in de grond verborgen. Daar moet een spade of een lang scherp mes bij te pas komen.

Wij kunnen met veel inspanning een stuk grond met wat rietstengels erop lossteken, en krijgen dan iets, dat veel heeft van een taaie bruine spons. Die bestaat geheel uit een dicht weefsel van draderige wortels waartusschen een paar dikke witte stokken, waar we wel vijf minuten met ons mes op hebben zitten zagen.

Die witte stokken, dat is nu eigenlijk het lichaam van het riet. Wat boven de grond staat: de stengels met hun bladeren en bloempluimen zijn niet anders dan takken, die op bepaalde plaatsen uit de witte "wortelstok" ontspruiten. Ook eigenlijke wortels komen eruit te voorschijn en bovendien nog weer takken, die niet rechtop, maar horizontaal door den grond kruipen en zelf weer bladtakken, kruiptakken (uitloopers) en wortels voortbrengen, zoodat daar onder de grond een ondoordringbaar warnet ontstaat.

Wanneer die uitloopers een waterkant bereiken, dan willen zij nog wel een eindje in het water uitgroeien — altijd horizontaal. Daarbij vertakken zij zich weer, zoodat nu in