Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/42

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

24

het water een wortelstokkennet onstaat. Daarin blijft nu alles, wat in het water drijft en zweeft, hangen, zoodat er zich om de wortelstokken een soort van bodem vormt, die door de draderige wortels, welke er dadelijk ingroeien stevig bijeen gehouden wordt. Zoo maakt het riet dan zelf de grond, waar het in groeien kan en het rietland wordt voortdurend grooter ten koste van de waterplas, die het eindelijk geheel bedekken zal. De waterplanten en de andere oeverplanten worden daarbij letterlijk verdreven.

Elk jaar komt het riet een beetje verder. Zijn hulptroepen zijn de lischdodden en biezen, de vluchtelingen de prachtige lisschen, de zwanebloem en het pijlkruid, die steeds naar dieper water gedrongen worden, totdat ze niet meer kunnen, of totdat ze, zooals de lisch, ertoe moeten overgaan om geheel en al landplanten te worden.

Tusschen de rietstengels zelve is bijna voor geen enkele andere plant ruimte te vinden. Jaar in jaar uit schieten de slanke stengels omhoog: aan hun heerschappij schijnt geen einde te kunnen komen.

Die takken sterven in het najaar, ze worden dan grauwgeel en verliezen de bladeren. Werden ze in den winter niet afgemaaid, dan zouden ze in het volgend voorjaar vanzelf omvallen en in het water vergaan.

In Maart en April ontspruiten de nieuwe takken, en de karekieten, die dan pas van hun winterverblijf in Italië zijn teruggekeerd, vinden niets dan eenige oude, doode stengels om daaraan op en af te klauteren en er hun lentelied te zingen.

Voor wie ze nog niet kent, is het dan de beste gelegenheid om de kennismaking aan te knoopen. Ze kunnen zich dan niet schuilhouden en verzwijgen hun naam niet.

De jonge rietloten lijken wel wat op sigaren, maar ze zijn slanker. Rukken we er een uit, dan zien we dat het bin-