Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/47

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

29

gedaan, die mij op het vermoeden gebracht hebben dat de karekieten, die langs vaarten wonen, waar druk stoombootverkeer is, later beginnen te bouwen en hunne nesten hooger aanleggen, dan die, welke een stiller woonplaats hebben.

Dat zouden zij dan doen, om hun nest te beveiligen tegen de hooge golfslag, die de booten in het voorbijvaren veroorzaken, en dat zouden ze dan in de laatste zestig jaar geleerd moeten hebben. Ik durf echter lang nog niet zeker te zeggen, dat het zoo is — daarvoor zijn nog een groot aantal metingen noodig, zou ik denken.

Misschien zijn er wel jeugdige vrienden, die mij helpen willen en aan ons nieuwe tijdschrift ("De Levende Natuur") berichten, waar en wanneer zij karekietnesten gevonden hebben, hoe hoog die boven 't water (of boven de grond) waren en hoeveel stengels ze droegen.

Wordt mijn vermoeden dan waarheid, dan hebben we een mooi bewijs er voor, dat de vogeltjes maar niet domweg, raak of mis, bouwen, zooals hun voorouders van duizend jaar geleden, maar dat ze zich, al is het ook binnen zekere grenzen, kunnen schikken naar omstandigheden en hun voordeel weten te doen met het toevallige, m.a.w, dat ze verstandig handelen.

Nu weet ik heel goed, dat we eenige uren zouden kunnen gaan twisten over de vraag, of de dieren verstand of instinct bezitten, en wat instinct eigenlijk is en of de planten ook instinct hebben, om nu maar niet opeens te spreken van verstand of gevoel, doch dat zullen we maar uitstellen tot de lange winteravonden, als we eens heelemaal niets beters te doen weten.

In afwachting daarvan kunnen we nu onze tijd besteden met nog wat ervaringen op te doen, want hoe rijker aan ervaring we zijn, des te meer kans hebben onze bespiegelingen naderhand van wat te kunnen beteekenen.