Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/111

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

101

blijven kleven. Deze groeien dan door de stijl heen naar het binnenste van 't vruchtbeginsel, waar zij met het zoogenaamde eitje vergroeien. Dat eitje ontwikkelt zich dan tot een zaadkorrel.

Het zaad ontstaat dus door de vergroeiing van 't eitje met stuifmeel; liefst met stuifmeel van een andere distelbloem, hetzij die in dezelfde kop (hoofdje) zit of op een andere distelplant voorkomt. Soms gebeurt het wel, soms moet het zelfs gebeuren, dat stuifmeel belandt op de stempels van de bloem, waarvan het zelf afkomstig is; en dan wordt het eitje ook wel tot een zaadkorrel, maar men heeft opgemerkt, dat de beste, de krachtigste zaden die zijn, welke ontstaan uit de vergroeiing van stuifmeel en eitjes, afkomstig van verschillende bloemen.

Gij herinnert u wel, dat deze zoogenaamde "kruisbestuiving" bij den brandnetel ook plaats heeft, en dat de wind daarbij voor de overbrenging van het stuifmeel moet zorgen. Onze hommel nu zorgt er voor, dat bij den distel kruisbestuiving plaats heeft—natuurlijk onopzettelijk: hij zoekt zijn eten, anders niet.

 

Dat de distels zoo talrijk en zoo welig overal opschieten, verwondert one niet meer, nu we zien door hoe velen en hoe druk voor de vorming van krachtige zaden gezorgd wordt. Want het staat niet stil. Telkens komen nieuwe gasten aan in de herberg met het wijnroode uithangbord, Soms zitten of liever arbeiden een dozijn hommels tegelijk op onze distelplant en dan kunnen we zien, dat er verschillende zijn, verschillend van kleur en van grootte. Het meest zien we zwarte met gele dwarsstrepen aan het halsgedeelte en witte dwarsbanden aan het achterlijf; dat zijn de echte aardhommels.

Dan de roode—zwart, met de laatste helft van 't achterlijf