Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/160

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

148

ook nommervlinder genoemd wordt. De dagpauwoog is even groot als Atalanta, maar zijn vleugels spreiden zich iets minder wijd uit. Ze zijn donker bruinrood, met donkere, bijna zwarte randen en dragen op elk der vier vleugels aan de buitenste voorhoek een prachtige, blauw met zwarte oogvlek, ter grootte van een stuivertje. De kleine vos is oranjekleurig met zwart, met een sierlijk uitgeschulpten zoom van geel aan alle vier vleugels, waar binnen een zwarte rand zich uitbreidt met halfcirkelvormige helder blauwe vlekken.

Ze komen aanfladderen en zetten zich op de bloemhoofdjes neer, vrij wat minder druk en woest dan de hommels. Soms blijven ze heel lang op de bloem zitten, kleppen de vleugels op en neer, maken dan weer een wending rechts of links, zonder aan de houding van lichaam of vleugels zelve iets te veranderen, alsof ze dood en opgezet waren en om de speld werden gedraaid. Dan gaan ze eindelijk aan het eten, De tong, een heel dun, zwart draadje wordt ontrold en neemt allerlei bochten aan, om den honig in de verschillende bloempjes te bereiken. Hoe fijn moet het spierweefsel van dien tong zijn. Op ieder punt kan hij gekromd worden, daarbij zijn de deelen meestal rechtlijnig, zoodat men soms vormen te zien krijgt van een pook of een winkelhaak.

De vleugels worden onder het zuigen meestal in loodrechte richting tegen elkander gehouden, waardoor de bonte bovenzijde onzichtbaar wordt en de minder opzichtig gekleurde onderkant naar buiten komt. Eén vlinder zien we evenwel, die aan de onderzijde nog bonter gekleurd is dan aan den bovenkant. Dat is de distelvlinder, Aan de bovenzijde is het gedeelte der vleugels, dat aan het lichaam grenst licht rossig bruin, de voorhoek der voorvleugels is zwart met een aantal schelle vlekken, haast net als bij Atalanta,