Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/165

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

153

Naarmate het dier voortgaat met eten, vermeerdert de hoeveelheid dezer uitwerpselen en al heel gauw is de larve geheel onder dit zonderlinge dek verdwenen, De stijve haren zorgen ervoor, dat de rug zelve niet aangeraakt wordt, en dat is goed ook, want anders werden de zestien witte puntjes, die we zooeven zagen, verstopt en dan zou het dier moeten stikken—de witte puntjes toch zijn ademhalingsopeningen.

Onvermoeid eet de larve—totdat ze berst. De scheur ontstaat echter niet, zooals men licht verwachten zou, in de maagstreek, maar op den rug, op het tweede of derde lid. Die scheur verwijdt zich en onze veelvraat kruipt, in een mooi lichtgroen kleedje er uit te voorschijn. Daar kunnen we evenwel niet veel van zien, doordat het uitwerpselen-dak blijft bestaan. Ja, de oude huid met zijn twee-en-dertig dorens wordt naar de rugkant opgeschrompeld, ineengeperst en op het dak geschoven. Zulk een verveling gebeurt meermalen gedurende de larve-periode en al de afleggertjes vermengd met de drekmassa vormen het grauwe, stekelige hoopje vuil, waaronder het diertje veilig voorteet.

Welke vogel zou onder die viezigheid een lekker hapje vermoeden?

Eindelijk komt er een tijd, dat bij de larve het besef van zindelijkheid begint te ontwaken—althans het dak wordt afgeworpen en kalmpjes eet het diertje nog een poosje voort. Dan echter blijft het onbeweeglijk, als vastgeplakt zitten, wordt donkerder van kleur en trekt de kop geheel in.

Na een dag of vier komt er evenwel weer een ongewone beweging—de rughuid barst open, en draaiend en trillend komt een lichtgroene punt te voorschijn—het begin van een pop—die zich voor de helft uit de oude huid werkt, dan donkerbruin wordt en rustig uitgestrekt blijft.

Het dier heeft bepaald een zwak voor oude kleeren en