Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/72

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

66

En die wapenen? Ik zou geen eerbied hebben voor een jongen, die er nog nooit op gevoelige wijze kennis mee had gemaakt; de jongens, die, door het voorgaande opgewekt, naar Atalanta-rupsen gaan zoeken, zullen zich nog meer dan eens branden. Het zal hun dan ook wel niet onverschillig zijn iets naders te vernemen van dat branden aan koude bladeren; vooral als zij merken, dat zij zich niet altijd branden bij het aanvatten van netels, maar juist wel, wanneer ze voorzichtig willen zijn en juist niet, wanneer ze flink aanpakken.

De voornaamste wapenen van de brandnetel zijn de brandharen; die zijn over alle bladeren verspreid en met het bloote oog licht te bespeuren. Hoe ze werken is gemakkelijk te zeggen. Onder een sterk vergrootglas heeft zoo'n haar den vorm van een korte, dikke naald, die met het oog in het blad vast zit, en die op zijn punt, zijwaarts, een bolletje draagt, als was er een speldeknop tegen de punt geplaatst; onder dat bolletje is een inkeping. Daarbij is de geheele naald hol, van boven zeer broos als fijn glas, van onder buigbaar en veerkrachtig.

Raakt men nu met den vinger dat bolletje aan, dan breekt dit onmiddellijk af, de scherpe kanten van de breuk doorboren de huid, en uit de zijwaartsche opening, die door dat afbreken ontstaan is, loopt een bijtende vloeistof in de wond.

Eigenlijk zijn het twee vochten door elkaar gemengd; het eene is mierenzuur, waarmee we later nog wel meer kennis maken zullen (Zie Hei en Dennen); het andere is een veel gevaarlijker goedje, een giftige stof, die het bloed in de omtrek van het wondje bederft en de ontsteking veroorzaakt.

Herinner u maar eens, wat ge bemerkt, bij het branden aan netels. Eerst voelt ge een steek, alsof ge met een naald werd geprikt, dat doen de scherpe kanten van het gebroken brandhaar; later begint de plek te jeuken, dat doet het