Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/7

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

I.

Inleiding.


 

Mag ik het eerst eens heelemaal over me zelf hebben? Het is wel niet in den haak, dat weet ik heel goed; ook ben ik volkomen overtuigd, dat het eerste het beste natuurproduct, waarover ik u wat vertellen ga, een boom, een wilde bloem, een vrije vogel, een plant uit onzen Hortus, of een beest uit Artis voor u belangwekkender wezen is, dan mijn persoontje. Maar ík wou graag van de gelegenheid gebruik maken om een antwoord te geven op een vraag, die mij al dikwijls gedaan is: "Hoe komt het toch dat de meeste en de vurigste natuurliefhebbers in onze groote steden wonen en hun leven slijten tusschen dooie steenen? Waarom zijn ze niet buiten gebleven, en waarom gaan ze niet dood van verlangen naar natuurgenot?"

Daartoe eerst iets uit mijn eigen leven, mijn jeugd, lang geleden. Niets buitengewoons, niets romantisch, dat zou ook al heel slecht passen als inleiding bij hetgeen ik verder te vertellen heb.

Wie eens de moeite neemt om te onderzoeken, hoeveel van de honderdduizenden mannen en vrouwen, die onze groote steden bewonen, daar niet geboren zijn, er eerst als kind of jong mensch zijn heen getrokken, zal zich verbazen over het groote aantal. Tot de velen, die nu een vijf-en-twintig jaar